Pas als het schemert val ik samen met mezelf – Michael ter Maat

Ik ben vergeten een ezelsoor te vouwen in de pagina waar ik gebleven ben. Was er maar iemand die dat bij mij doet, zodat ik weet wat mijn plek is en van waaruit ik mijn verhaal verder moet leven. En of dat hier is, of aan de overkant: het beloofde land.

–  Marieke Lucas Rijneveld || De avond is ongemak

1.

Pas als het schemert val ik samen met mezelf

Dit is een verzwarende omstandigheid:
ik weet niet hoe je oeverloos moet leven.

Er is geen vasteland in zicht
geen bedoeling om aan te spoelen
geen plot om voor te blijven

binnen twee kaften houd ik me staande
maar na de eerste pagina
komt onherroepelijk een laatste.

Ik ben de karper en
de nachtvisser die beetheeft
pas als het schemert val ik samen met mezelf.

Soms wenste ik dat dit het was:
die keer in het golfbad
toen ik de slappe lach had
en er bij elke ademhap
net een golf kwam.

2.

Mierennest

Trek rond middernacht
een ander lichaam aan.

Giet met sardonisch plezier
kokend water in een mierennest
zie hoe de volgende dag uit datzelfde gat

dode mieren op sterke handen
naar buiten worden gedragen
bijgezet op je terras, dat al snel

een met ontelbare zwarte lijkjes bezaaid
mierenkerkhof wordt,
geef de lijkjes namen:

Eric Garner, Michael Brown, Trayvon Martin
Sandra Bland

Alton Sterling, Tamir Rice, Pearlie Smith
Bettie Jones

Botham Jean, Philando Castille, Kendra James
Walter Scott

Jamal Clark, Margaret Mitchell, Freddie Gray
George Floyd

schets met grafiet
steeds dezelfde schots en scheve dood

in de kiem gesmoorde ademtocht
levensnood

laat vederlichte lijkjes
over plaveiselgrijs verwaaien

wroeging stromen door je lymfevaten.

3.

Hier is alles overwoekerd

Vader vindt de tuin
het visitekaartje van iemands huis

hij zegt dat de acacia
te allen tijde beschermd moet worden
tegen Japanse duizendknoop.

Hier is alles overwoekerd
scharrelt ’s nachts een egel
door de begroeiing
verandert het maanlicht mijn nalatigheid
in een thuis voor ritselaars.

Speurend naar de rups van het berggentiaanblauwtje
die als een ware vorstin klautert
over het vingerhoedskruid

hoor ik hoe de goudenregen
fier als een femme fatale
giftig over de betwistbaarheid van schoonheid
staat te preken.

4.

Voor wie ik liefheb

Er is een moeder
die mijn naam niet weet.

In haar geest huist het beeld
van een pasgeboren kind.

Waarheen leidt de Afrikaanse diaspora?
Omnis cellula e cellula

Er is een moeder
die mij bestaansrecht geeft.

In haar geest huist het beeld
van een volmaakt gezin.

Waarheen leidt de Afrikaanse diaspora?
Omnis cellula e cellula

Een gewatteerde bodem en
onvermoeibare overdaad.

Maar ook: woekerende tegenzin en
Freudiaanse retoriek.

Ik sluit mijn ogen,
vraag naar mijn bestaan.

‘Luister goed, mijn lieve kind
waar je lichaam eindigt
dat is waar de wereld begint.

5.

Geluk

Op een dag loop je geluk tegen het lijf.
Het is kwart over vijf, je slaat de hoek om
in je hand een plastic tas met boeken.

Je ziet het en denkt: het heeft bijkans iets zachts
iets van vroeger.

Moet je het groeten?
Zal het je herkennen?
Het is zo lang geleden.
Wat zal het wel niet denken?

Je hebt al zo lang niets meer laten weten.
Terwijl je wist dat dit gebeuren kon.

Je dacht dat het wel los zou lopen
hoopte stiekem dat het op visite kwam.
Had de hoop net opgegeven
na al die keren loos alarm.

Nu sta je daar
de tas met boeken in je rechterhand.

En denkt: laten we maar op huis aan gaan
ze wachten met het eten.

6.

Brief aan mezelf

Liefste beminde,

Wees niet bevreesd, je hebt jezelf
in een mandje van papyrusriet
te vondeling gelegd.

Snedig, als een ravissant schrijverke
trotseerde je het water
erkende je de stroom

spoelde je aan in een meerkoetnest.

Nog altijd het dorpse donzige
kuikentje, kwakkelend
zwakker dan de stroom, je schrijft:
lokatie, reklame en katastrofe.

De rest van je leven zeg je:
‘ik ga op reis en ik neem mee
het tabernakel.’

Je hoeft niet alles af te zweren
alleen dat schamele dieet
van sigaretten, koffie, dekbedveren
het verlangen naar een serene vrede.

7.

Papa, papa, de dis staat klaar
maar ik ben bang: de vorkstaartmeeuw
op het damasten tafellaken oogt gewond
vleugellam. Spinrag kruist de ruimte
tussen rugleuning en tafelrand.

Misschien houd ik een plek bezet.
Misschien ben ik een rozenkrans.

Hij zegt: ‘je kijkhoek is vertroebeld
het is geen vleugellamme vorkstaartmeeuw
het is een stern.’

Zijn naam stroomt door mijn bloed, hij is
het sacrament van boete en verzoening
’s winters volg ik blindelings zijn trek
naar woordeloze oorden.

Hij zegt bij het dessert: ‘wij zingen niet,
wij zijn stil gebekt.’

8.

Hoe we thuiskomen

We weten niet meer
hoe we thuiskomen

waar de kronkels in het pad zitten
wat er in de struiken

hoe het eruitzag toen iemand zei:
‘kwijtraken is soms een keuze’

of het verdrietig klonk
of opgetogen
wie dat toen was

waarom we het begin niet omcirkelden
een stip op de wereldkaart hebben gezet

van daar naar hier
een onzekere streep trokken.

We zagen te laat
dat de kortste weg
altijd een rechte lijn is;

morgen graven we een tunnel
door de kromming van de tijd,
naar de andere kant van de aarde.


Michael ter Maat (1996) is getogen in de idylle van het Groningse land. Na een aantal jaren van omzwervingen zit hij in het tweede jaar van de opleiding docent Nederlands. Soms kijkt hij First Dates om zeker te weten dat hij niet de enige is met een natuurlijke aanleg voor ongemakkelijkheid. Voor Marie Deniet, het hoofdpersonage uit De wetten van Connie Palmen, maakt hij graag een uitzondering. Verder heeft hij drie exact dezelfde bordeauxrode pennen: fijne handligging, ze vlekken niet en ze schrijven een vriendelijke M. Uitlenen doet hij ze niet. Michael won met zijn gedichtenreeks ‘Mama is een vogelaar’ de tweede prijs van Write Now! Groningen en ontving één van de vier wildcards voor de finale.

De oogst