Hij is prachtig – Meinte Dirksen

Mary loopt door de ingang van de club alsof ze het Met Gala betreedt. Haar jurk vloeit achter haar aan, haar sieraden kletteren op de maat van de muziek en de mannen in de club vallen volledig stil als ze voorbijkomt. Ze voelt zich Janelle Monáe, zelfs al ziet ze eruit als een slap aftreksel van Patricia Paay.

Ze stapt door naar de kleedkamer, het hol van de lokale heksenkring. Omringd door hun potjes en pannetjes persen ze zich hier in veel te krappe jurken, zoekend naar de perfecte mix om zichzelf in beeldschone vrouwen te kunnen veranderen. Ze kijkt naar Zanarkandia, de oudste van het stel. Het lukt ze nog niet zo, concludeert Mary.

Kijk d’r dan. Zanarkandia’s nagellak zit al drie dagen te lang op haar vingers geplakt. Ze probeert haar pruik nog wat te kammen, maar de haren staan overeind alsof er stroom op staat. Dat is alleen niet het geval, er zit geen ene vonk energie meer in deze man. Zanarkandia is als een nieuwe aflevering Ik Hou van Holland. Gewoon niet meer wat het ooit is geweest. Met opgetrokken wenkbrauwen neemt ze Mary in zich op. ‘Ben jij nieuw?’

Mary steekt haar kin in de lucht. ‘Ik ben de prachtige Mary Bell. Ik wil graag optreden vanavond.’ Ze steekt haar hand uit, Zanarkandia staart ernaar met dolken in haar ogen. ‘Dat zullen we nog maar eens zien,’ zegt ze.

‘Mary… Bell?’ hoort ze achter zich. Mary draait zich om en ziet Christina La Llorona zitten, die ze zelf ook wel eens heeft zien optreden. Christina is zo goed als naakt met de grootste pruik op haar kop die Mary ooit gezien heeft. ‘Sorry dat ik het zeg,’ zegt Christina desalniettemin, ‘maar ik heb nog nooit van je gehoord. Is dit je eerste optreden? Bij welk huis hoor je?’

‘Ik ben eerder wel eens naar clubs gegaan in drag,’ zegt Mary, ‘maar dit zou mijn eerste show zijn. Geen huis, ik heb het mezelf aangeleerd.’

‘Ah, vandaar,’ zegt Christina.

Zanarkandia gaat door met haar make-uproutine. ‘Ik neem aan dat je een andere jurk bij je hebt in die tas van je?’ zegt ze zonder om te kijken.

‘Hier zitten alleen kleren in voor achteraf,’ zegt Mary. ‘O, en ik heb deze jurk trouwens zelf gemaakt.’ Mary zet haar armen in haar zij en draait een rondje. ‘Prachtig toch?’

Het naaien was een stuk moeilijker geweest dan ze had verwacht en ze had haar hele nacht besteed aan het plakken van de valse kristallen. Toen ze voor het eerst de jurk om zich heen wikkelde stuurde ze een foto naar Cas, een vriend. Hij was even sprakeloos geweest.

Even maar hoor, want daarna zag hij de realiteit die voor hem stond. ‘Misschien met een andere hak?’ had hij gestuurd. ‘Met een glazen muiltje zie je er misschien meer uit als een prinses in plaats van, nou ja, een kikker die zijn transformatie nog in de pijplijn heeft zitten.’

‘Och, hou je mond.’ Mary keek in de spiegel en herkende zichzelf bijna niet. ‘Ik zie er prachtig uit,’ zei ze, al geloofde ze het nog niet.

Zanarkandia moet grijnzen. ‘Dit is verschrikkelijk,’ zegt ze. Ze schudt haar hoofd, de pruik blijft op een haar na zitten. ‘Weet je wat jouw probleem is, schat? Nee, dat weet je niet en ik zal je daarom vertellen wat jouw probleem is. Je bent niet femme genoeg.’

Femme? Hoe bedoel je?’

Zanarkandia gebaart naar de spiegel. ‘Kijk naar jezelf. Butch queen, dat is wat ik zie. Je ziet eruit als een man en je bent te mannelijk. Die schouders! Die spieren! Geen enkele realness. Ik denk niet dat dit beroep voor jou weggelegd is. Wat mij betreft pak je die lap stof die je een jurk noemt en kom je weer terug als je er fatsoenlijk uitziet.’

Er gaat een rode lamp aan, Christina en Zanarkandia wisselen kort een blik uit. ‘Wij moeten op,’ zegt Christina. ‘Maar heel erg leuk je ontmoet te hebben… wat was je naam ook alweer?’

Mary. Mary Bell.’

Zanarkandia pakt haar waaier en klapt het ding open. ‘Nou, Mary, misschien tot een volgende keer.’ De mannen lopen kakelend de kleedkamer uit.

Mary ziet een flesje nagellakremover en twijfelt of ze de inhoud niet gewoon op Zanarkandia en Christina zou moeten gooien zodat ze volledig weg zouden smelten. Of zou dat een grote vlek achterlaten?

Mary draait zich om maar ziet overal de reflectie van haar mislukte creatie. Ze trekt het van zich af. Ze scheurt de jurk kapot en gebruikt de overgebleven flarden om de smurrie van haar gezicht te vegen. Stuk voor stuk trekt ze de plaknagels van haar hand en ze pakt de eerste schaar die ze ziet om de beha van zich af te knippen. Dat onding zou hij anders toch nooit zelf open krijgen.

Kelvin stapt uit zijn hakken. Uit zijn tas pakt hij zijn jas, broek en overhemd die hij na zijn optreden wilde aantrekken. Hij ziet een doosje peuken liggen, waarschijnlijk van Christina, hij loopt ermee naar buiten.

‘Kom je wel kijken?’ vroeg Kelvin aan Cas de avond ervoor.

‘Tuurlijk. Maar ik ga misschien daarna wel door naar wat anders.’

Kelvin pakte de pruik van zijn hoofd. ‘Ik heb nog geen idee hoe ik dit allemaal naar de club moet tillen. Dan ben ik daar uren dit ding aan het borstelen om het weer in model te krijgen.’

‘Joh,’ zei Cas, ‘kan je niet gewoon in drag naar de club gaan?’ Kelvin staarde hem aan alsof hij voorstelde om sushi te gaan eten bij een tankstation. Over straat? Daar moest hij echt niet aan denken. Hij vond het al een opgave om zónder pruik en jurk over straat te gaan, in zijn normale kleren. Hij droeg altijd een blouse met enkel het bovenste knoopje los. Niet meer, niet minder. Kelvin heeft precies geleerd welke druppels hij kan laten zien zodat iedereen de oceaan die eronder verborgen ligt nooit zou kunnen vinden.

Soms, als hij alleen met Cas is, laat hij zichzelf iets meer gaan. Dan citeert hij vlekkeloos beroemde zinnen uit Paris Is Burning en zit er exponentieel meer enthousiasme in zijn stem.

Soms, als een van de vrienden van Cas dan ongevraagd langskomt, keert hij weer terug in zichzelf. Dan doet hij zelfs het bovenste knoopje dicht.

Kelvin staat buiten te roken met zijn jas over hem heen gedrapeerd als een aluminiumdeken na een nieuwjaarsduik. Zijn hoofd jeukt, hij krabt. Voor zijn ogen dwarrelt een van zijn nepwimpers naar beneden. Hij wil hem van de grond rapen en buigt voorover maar Cas fietst bijna tegen zijn smoel. ‘Yo man,’ zegt hij. Hij stapt af en dumpt zijn fiets in de berm. ‘Ben ik nog op tijd?’ Kelvin komt overeind en Cas heeft een momentje nodig. ‘Jezus, wat zie jij eruit.’

‘Prachtig toch,’ mompelt Kelvin. Cas vist een sigaret uit Kelvins borstzak en vraagt: ‘Wanneer moet je?’ Kelvin zucht. Hij neemt een lange haal. ‘Ze-’, hij kucht, die trek was te groot, ‘ze laten me niet optreden vanavond.’

‘Hoezo niet?’ vraagt Cas, terwijl hij zijn peuk aansteekt. ‘Was het de jurk?’ Kelvin haalt zijn schouders op. Makkelijker om te doen alsof hij het niet weet dan de woorden van de andere travestieten nog eens te herhalen. Die schouders! Die spieren! klinkt het na in zijn hoofd. Je bent te mannelijk. Hij wist de woorden snel weer uit met een flinke haal aan zijn sigaret.

‘Misschien een andere keer,’ zegt Cas.

‘Ja, misschien.’

Ze staan een moment zwijgend naast elkaar te roken.

Wat is het stil, denkt Kelvin.

Wat is hij stil, denkt Cas.

Er klinkt luid gekwaak over de straat van een stel padden op afgedankte stadsfietsjes. ‘Yo!’ schreeuwt een van hen.

‘Yo!’ roept Cas terug. ‘Sorry, dit is mijn voetbalteam,’ zegt hij tegen Kelvin, ‘ze zijn te vroeg. Ik had je verteld dat ik hierna nog naar een feest zou gaan, toch?’

Kelvin knikt. De jongens zetten hun fietsen neer. Kelvin probeert iets van hun gesprek op te vangen maar het is net een tennisspel waarbij ze zo vaak mogelijk het woord ‘gast’ heen en weer kaatsen. ‘Wat voor feest gaan jullie heen?’ vraagt hij.

‘Gewoon, pillenfeestje.’ Cas denkt even na, hij neemt nog een trekje en buigt naar Kelvin toe. ‘Ze zijn wel allemaal een beetje, hoe zeg ik dit. Een beetje macho. Ik denk niet dat je hier echt bij past.’

De onuitgesproken woorden blijven in de lucht hangen als ijspegels die ieder moment naar beneden kunnen vallen om hun slachtoffer te doorboren. Kelvin probeert ze te negeren. ‘Oké. Veel plezier dan.’

Cas gooit zijn peuk op de grond en boort zonder dat hij het doorheeft zowel de peuk als Kelvins gevallen wimper de aarde in. ‘Hé, je hebt je best gedaan vanavond,’ zegt hij nog. Kelvin perst een lach uit zijn gezicht, Cas loopt naar zijn vrienden. Je bent te mannelijk, zegt Zanarkandia. Een beetje macho, ik denk niet dat je hier echt bij past, zegt Cas.

Kelvin steekt nog een sigaret op en zodra die opgebrand is pakt hij een derde. Het helpt niets. De woorden blijven echoën in zijn hoofd. Ze denken dat ik met mijn gevoelens om kan gaan zoals Marie Kondo met haar spullen omgaat, denkt hij. Alsof ik ze weg kan gooien als ze me geen geluk meer brengen.

Er fietsen twee jongens voorbij die hem grijnzend aankijken. De een zegt iets tegen de ander en hij begint te schateren. Drie meisjes met hockeysticks zien hem en beginnen direct al te lachen.

Kelvin wil er niets van weten. Hij pakt make-upremover en watten uit zijn tas en begint zijn gezicht te boenen. Hij schraapt en schuurt tot hij bijna door zijn huid heen wrijft. Het is niet genoeg. De mensen kijken nog steeds.

Binnen de poorten van de club is drag een grap. Een overdrijving. Maar zelfs daar vindt de gemeenschap hem te mannelijk om de grap te vertellen. En hier op straat? Girl. Ondanks dat hij zijn jurk allang niet meer aan heeft zien ze hem nog steeds als een act. Een show waar ze een ticket voor kunnen kopen enkel als het hen uitkomt.

Hij draagt een kostuum, zelfs nu nog. Het is genoeg geweest.

Hij trekt één voor één de knoopjes van zijn overhemd en smijt ze op de grond. Die schouders! Hij trekt de sneakers van zijn voeten en trekt zijn broek naar beneden. Die spieren! Ergens hoort hij gelach – waarschijnlijk nog steeds de hockeymeisjes – maar het maakt hem niet meer uit. Je hebt je best gedaan. Lach maar, denkt Kelvin.

Iedere dag zweeft hij ergens tussen een gemeenschap waarin hij zich niet herkent en een maatschappij die hem niet ziet staan in, zonder een veilige plek te kunnen vinden om te landen. Iedere dag besluit hij hoe mannelijk hij zich kleedt, hoe flamboyant hij zich kan gedragen. Hoeveel knoopjes hij die dag dicht moet knopen.

Waarom zou hij zich nog bij een van beide werelden willen aansluiten? Als je stukjes van jezelf te lang blijft verstoppen lijkt het soms alsof je vergeet dat ze er zijn. Waarom zou hij niet gewoon alles in één keer blootgeven?

Kelvin staat in het midden van de straat in de schijnwerpers van de lantaarnpalen. Hij draagt geen hakken meer, geen pruik en geen nepwimpers. Geen sneakers, T-shirt of overhemd. Hij heeft geen enkel kostuum meer aan. Onder hem voelt hij koude tegels, op zijn lijf de blikken van de omstanders. Hier ben ik, denkt hij. De lach op zijn gezicht is zelfs door make-upresten heen nog te zien. Dit is wie hij is. Voor het eerst die avond durft hij erin te geloven: hij is prachtig.


Meinte Dirksen (1995) studeert journalistiek aan de RUG in Groningen en loopt stage bij Dagblad van het Noorden. Daar schrijft hij over lokale gebeurtenissen, maar nog liever over de mensen die daarachter zitten. Als hij weer thuis is, duikt hij in zijn eigen proza: vaak satirisch, soms een beetje gek en altijd met een serieuze ondertoon. Meinte won met zijn verhaal ‘Titanic realness’ de voorronde van Write Now! Groningen. 

Deel deze pagina:

De oogst