Brioche met aardbei en pruimen – Aragorn Fuhrmann
1.
Varkensroze en vol grootse plannen kroop hij uit de badkuip. Het kostte hem drie pogingen en vijf gepufte scheldwoorden aan het adres van mensen die er niets mee te maken hadden. Toen het eindelijk was gelukt, bleek de grootsheid waarover hij zijn hele leven had gefantaseerd definitief afgevloeid met het badschuim.
De tijden waren veranderd voor Robinson. Hij ging ten onder aan een banaal onheil, dat iedereen met enig verstand van de realiteit zou definiëren als overgewicht. Maar Robinson had nooit veel talent gehad voor de realiteit.
Hij gaf de badkuip de schuld.
2.
‘Ik heb dat bad altijd al te hoog gevonden.’
Nina negeerde hem en serveerde zijn lievelingsdessert. Brioche met aardbei en pruimen. Het was al zijn vierde dessert van de avond, maar Robinson was in de stemming om te eten. Brioche kwam niet ongelegen.
‘Zeg nu eens eerlijk. Vind jij dat ik te dik ben?’
Robinson wilde dat ze loog. Hij wilde dat ze met gehandschoende woorden zijn vetplooien zou masseren tot ze helemaal glad en vergeten waren.
Maar Nina schepte zijn bord vol brioche en antwoordde: ‘Je bent een zwijn.’
Robinson verslikte zich bijna in een pruim. Hij wilde protesteren dat de badkuip overduidelijk niet op zijn maat was gemaakt. Dat haar inzicht in meetkundige verhoudingen nog beroerder was dan hij al dacht. Maar toen hij zag hoe ze hem aankeek, slikte Robinson zijn woorden in.
In haar ogen brandde de meest zuivere liefde die hij ooit had gezien.
3.
Later die dag beleefde Robinson een zeldzaam moment van zelfreflectie en besefte hij dat zijn vrouw gelijk had. Terwijl Nina nog even tenger was als vroeger, eiste zijn zitvlak tegenwoordig twee stoelen in plaats van één en hadden zijn buikspieren hun eigen bestaan verdrongen. Hij was onweerlegbaar verdikt. Hij vroeg zich af hoe het zover met hem had kunnen komen.
In de tijd toen Nina en hij net samen waren, omschreef Robinson zichzelf wel eens als ‘een van die mensen die het allemaal meehebben’. Met ‘het’ bedoelde hij dan eigenlijk niet zozeer het vastgoedkantoor waar hij onfatsoenlijk veel geld verdiende of zijn perfect harmonieuze relatie met Nina, maar wel zijn eigen uiterlijk. Hij bedoelde dat zijn fijngesneden gezicht en bronzen sixpack mensen wel eens het gevoel gaven in een reclameclip van Gillette te zijn beland.
Robinson vond zichzelf daarom nog niet ijdel of megalomaan. Hij was zich alleen maar bijzonder scherp bewust van zijn fysieke superioriteit ten opzichte van de rest van de mensheid.
4.
Nina was ook toen al wat ze in de volgende negen jaar nooit zou ophouden te zijn: een elegante, slanke vrouw, die weinig zei en veel glimlachte. Een uitgekiend verdedigingsmechanisme, waarmee ze hoopte te camoufleren dat ze niet honderd procent was, dat ze een moeilijke jeugd meetorste en dat ze een trauma had overgehouden aan Winnie the Pooh.
Stiekem had Nina het gevoel dat de wereld niet helemaal in balans was. Robinson beschouwde ze als haar redding.
Wanneer hij in de late avond eindelijk thuis kwam van zijn werk, onthaalde Nina hem steevast op een tafel vol ravissante desserts: muffins van rode biet en witte chocolade, frambozensorbet met honing, crumble van peer met speculaasroom en andere verfijnde alibi’s om je schandalig vol te vreten. Na het eten veegde ze zijn mond en hielp ze hem bij het boertjes laten.
Robinson liet het zich allemaal welgevallen. Nina hield van hem alsof hij zonder zonde was. Hij hoopte haar zo lang mogelijk in de waan te laten.
5.
Het had niets te maken met maîtresses of andere uitwassen van ongepermitteerde liefde. Toch niet in essentie. Robinson vond overspel een schromelijk overschatte hobby. Overspel was iets voor mensen die op vlak van perversie de nodige inspiratie misten. Wat hij deed, was veel ondeugender. Zijn hobby was verzamelen.
Ze waren net een jaar samen en hij hield van Nina dan wel niet zoveel als van zichzelf, maar ze kwam toch aardig in de buurt. Robinson had geen enkele reden om ongelukkig te zijn. Toch begon er iets te knagen. Alsof al zijn onproblematische geluk dringend moest worden opgevrolijkt met iets monsterlijks.
Toen Robinson alle auto’s, horloges en technologie had verzameld die hij kon verzamelen, begon hij met vrouwen. Eigenlijk was het ontzettend simpel. Het enige wat hij nodig had, was een iPhone en een badkuip.
6.
Toen Nina zes jaar oud was, kwam ze tot de vaststelling dat ze de wereld maar niets vond. De zon scheen alleen als die er zelf zin in had, onverstaanbare mensen werden niet ondertiteld en er was geen afstandsbediening. Stuk voor stuk kwaliteiten waarover de televisie wél beschikte.
Samen met haar broertje van vier zat ze elke dag aan het bont blikkerende scherm gekluisterd. Haar favoriete programma was Winnie the Pooh. Ze geraakte ziekelijk geobsedeerd met Piglet, het kleine, dreinerige varkentje dat eigenlijk het gemeenschappelijke slaafje was van alle andere speeldieren. Ze wilde ook zo’n slaafje.
Natuurlijk zei enkel haar papa ja en was dat alleen maar omdat hij niet naar de vraag had geluisterd. Haar ouders waren duidelijk: geen varkentje in huis.
Maar hun veto bleef niet zonder gevolgen. De volgende dag begon Nina haar kleine, wrede guerrilla.
7.
Hij vond ze op datingsites, waar ze zich naar zijn bescheiden mening presenteerden als glanzende colablikjes die smeekten om geconsumeerd te worden. Ze waren uiterst geschikte exemplaren voor zijn verzameling.
Elke zaterdagavond, als Nina op stap was met vriendinnen, lokte hij een vrouw naar hun huis. Geassisteerd door zijn filmsteruiterlijk en een drietal compromisloze cocktails overtuigde Robinson haar om een personage te worden in zijn favoriete fantasie. Hij wilde dat ze kirde van doodsangst. Hij wilde dat ze haar eigen moord filmde met zijn iPhone.
Wanneer hij achteraf naar de beelden keek, zag hij elke keer weer dezelfde grootsheid. Hij zag een beeldschone man oprijzen uit een badkuip. Een man, die heerste als een god in een universum van iPhone-licht en zeepschuim. De man in het filmpje kon vrouwen bedwelmen met niets dan het chloroform van zijn lichaam en er nog ongestraft mee wegkomen ook.
Alle vrouwen maakten dezelfde fout. Ze waren ervan overtuigd dat de man zijn scherp ogende broodmes nooit écht zou gebruiken. Dat de realiteit een veilige plek was waarin zoiets niet gebeurde.
Maar Robinson had nooit veel talent gehad voor de realiteit.
8.
De volgende dagen weigerde Nina om te eten. Haar ouders begonnen zich zorgen te maken. Hun eindeloze gesprekjes op de rand van haar bed, het uitstapje naar de kinderboerderij en de vele dozijnen speelgoedvarkentjes die ze voor haar kochten … al hun zoenoffers botsten op de onverbiddelijkheid van Nina’s ijskoude ogen. Haar standpunt was glashelder. Ze eiste een varkentje. Een echt varkentje.
Op de vijfde dag van haar kleine guerrilla concludeerde Nina dat geweldloos verzet iets was voor losers. Vanaf nu zou ze het hard spelen.
Het was haar mama die het de volgende ochtend als eerste opmerkte. Toen ze de trap afdaalde, ontwaarde ze tientallen voorwerpen van uiteenlopende grootte die door de kamer leken te zweven. Ze klikte het licht aan. Het waren de speelgoedvarkentjes.
Nina had ze een voor een met speciale, op maat voorziene stroppen opgehangen aan het plafond, als kitscherig roze mini-martelaren met een krulstaartje. Aan het grootste diertje kleefde een post-it: ‘Een varkentje. Of ik doe hetzelfde met Bart.’
Bart was haar vierjarige broertje.
Nog geen twee weken later verhuisde Nina voor zes jaar naar een instelling.
9.
Natuurlijk voelde Robinson zich wel een beetje schuldig wanneer hij nadien, als een kind dat zijn speelpoppen opbergt, de lichamen begroef in de tuin. Hij mocht dan wel een monsterlijk kantje hebben, een psychopaat was hij nu ook weer niet.
Toch kon hij het verzamelen niet laten. Robinson vergeleek het wel eens met een slechte gewoonte, zoals neuspeuteren of urineren in de wastafel. Het was een alledaags verderf dat hem hielp om het leven door te komen.
De iPhone bewaarde hij in een vergrendelde lade van zijn bureau. Robinson vroeg zich wel eens af wat Nina zou doen als ze zijn verzameling filmpjes ontdekte. Misschien gaf ze hem aan bij de politie. In theorie zou hij haar dus ook moeten ombrengen. Maar hij wist dat hij zoiets in de praktijk nooit over zijn hart zou krijgen.
Bij dat soort gedachten stond Robinson achteraf altijd versteld van zichzelf.
Hij voelde zich ongelooflijk empathisch.
10.
Toen Nina vijfentwintig werd, durfden haar ouders haar voor het eerst weer bij hen thuis uit te nodigen. Tot hun opluchting bleek ze inmiddels weer grotendeels normaal. Dat haar partner Robinson heette, leek het enige overblijfsel van haar sinistere Winnie the Pooh-verleden.
Zelf was Nina ook best gelukkig. Volgens haar vriendinnen cijferde ze zich te veel weg voor Robinson, maar zelf zag ze het anders. Vroeg of laat zouden de rollen worden omgekeerd.
En dat gebeurde ook. Toen ze net negen jaar samen waren, vond Nina toevallig een lade van Robinsons bureau geopend die anders altijd gesloten was.
11.
Toen Robinson later die dag ontdekte dat hij de lade was vergeten te vergrendelen, verstopte hij zich onder het bed. Hij bleef er de hele dag en wachtte angstig op de consequenties: Nina’s uitbarsting, de echtscheiding, dan wel de arrestatie. Maar niets van dat alles gebeurde. Aan het eind van de dag riep Nina hem zoals altijd aan tafel. Ze glimlachte lief: ‘Eet maar zoveel als je kunt.’
Toen Robinson haar blik opving, besefte hij dat dat een bevel was. Hij had geen andere keus.
Vanaf dat moment schrokte hij zich iedere avond vol onder Nina’s liefdevolle, maar dwingende toezicht. Al snel begon zijn lichaam uit te dijen. De corpulentie verspreidde zich als een schimmelvlek over zijn buik, armen en billen en gunde hem steeds minder adem. Na twee weken diende zijn hele garderobe vervangen. Na een maand keken mensen op straat gegeneerd de andere kant uit. Langzaam kwam Robinson los van het trottoir, als een tergend trage, tergend roze ballon in een hemel die blauw zag van onmacht.
Het voorval in het bad was de kroon op zijn aftakeling. Via datingsites lukte het niet meer, dus had Robinson zich maar tegen betaling een vrouw besteld. Nadat hij de prostituee onverrichter zake moest laten gaan, drong de waarheid geleidelijk aan tot hem door.
Zijn glorietijd was definitief voorbij.
Hij duelleerde tegenwoordig met badkuipen.
12.
Ze had hem natuurlijk kunnen aangeven bij de politie, maar die mogelijkheid miste het nodige sadisme om haar te bekoren.
Nina had de filmpjes op zijn iPhone stuk voor stuk aandachtig bekeken. Vervolgens had ze het ding weer netjes teruggelegd in de lade en was ze aan de desserts van die avond begonnen.
Ze besefte dat ze iets heel heftigs zou moeten voelen. Dat ze medelijden zou moeten hebben met de vrouwen uit de filmpjes. Dat Robinson haar nu ontzettend bang of ontzettend boos zou moeten maken. Maar eigenlijk deed het haar allemaal niet zoveel.
Nina bakte die dag als nooit tevoren. Ze maakte eindeloze bergen brioche met aardbei en pruimen. Hij was misschien een zwijn, maar hij was haar zwijn. Ze zou hem vetmesten met haar liefde.
13.
Voor Robinson eindigde het in bed. In twee maanden tijd was hij volledig overwoekerd geraakt door zijn eigen vlees. Bewegen was een ver verleden. Het doel van zijn lichaam bestond er uitsluitend nog in om onderhouden te worden.
Elke ochtend kwam Nina langs met een tuinslang, een spons en een stuk zeep. Robinson bekeek het met groeiende wanhoop. Hij was niet langer een man, maar een kolossale vleesetende plant, die zelfs de meest altruïstische natuurliefhebber nooit mooi zou vinden.
Dit was vanaf het begin Nina’s bedoeling geweest. Hij was een personage geworden in haar favoriete fantasie. Terwijl ze hem, liefdevol glimlachend als altijd, besproeide met de tuinslang, besefte Robinson dat hij doodsbang was voor haar. Ze was net zo’n groot monster als hij.
Nina daarentegen ervoer op die momenten een zeldzaam gevoel van onovertroffen geluk. Terwijl ze zijn vetgemeste lijf vakkundig schoon schrobde, wist ze dat alles uiteindelijk terecht was gekomen. Dat de wereld weer in balans was. Ze had altijd al een varkentje gewild.
Aragorn Fuhrmann (1995) schrijft groteske verhalen over vertederend belachelijke mensjes, iPhones en zo nu en dan een raar dier. Hij behaalde een mastertitel Nederlands aan de Universiteit Antwerpen, publiceert artikels over Hugo Claus en werkt momenteel als literatuurhistorisch onderzoeker aan het ADVN | archief voor nationale bewegingen. Aragorn won met zijn verhaal ‘Meneer Egmond’ de voorronde tijdens Write Now! Antwerpen.