Meneer Egmond – Aragorn Fuhrmann

1.
Het klonk als de existentiële crisis van een vogelbekdier, maar meneer Egmond besefte al gauw dat het iets anders moest zijn. De hoge, schrille tonen die door het open raam de slaapkamer binnendrongen, lieten weinig twijfel toe. Het was precies hoe zijn vrouw zou klinken als ze in levensgevaar was. En de gele lakens naast hem waren confronterend leeg.

Pas veel later zou hij begrijpen dat het gegil van zijn vrouw zijn persoonlijke schuld was. Dat de wrange plottwist in haar leven het werk was van zijn eigen vileine gedachten, die in opstand waren gekomen tegen de realiteit. Op dat moment begreep meneer Egmond alleen dat hij al te lang had liggen luisteren.

Hij vloekte, sprong uit bed en rende in de richting van het gegil, als een overhaast geknutselde held in boxershort.

2.
Meneer Egmond had nadenken altijd gezien als een stapel oranjekleurige afwas. Hij stelde het liever uit tot het echt niet anders kon. Nadenken was gevaarlijk. Nadenken maakte het abnormale normaal en het normale abnormaal. Als je te veel nadacht, keerde je met al die gedachten van je vroeg of laat de hele wereld nog binnenstebuiten. Er was niets wat hem meer angst inboezemde.

Die ochtend dacht meneer Egmond te veel na. Terwijl hij de trap afstommelde in de richting van een ochtendlijke heldendaad, dacht hij na over wat er met zijn vrouw aan de hand kon zijn. In enkele seconden tijd flitsten alle mogelijke scenario’s door zijn hoofd. Wat hij ook bedacht, het was niet bepaald goed nieuws. Niet voor zijn vrouw, maar ook niet voor hem. Meneer Egmond stopte abrupt met rennen. Hij had dringend nood aan een plan b.

Het was de geniale intuïtie van de angstigen die hem influisterde naar de badkamer te gaan en het raam te openen. Lenig als een kikker kroop meneer Egmond naar buiten en hij zette het op een lopen. Zo hard als hij kon.

Het was geen dag voor heldendaden.

3.
Al snel kon meneer Egmond het gegil van zijn vrouw niet meer horen. Dat stelde hem enigszins gerust. Alsof alles wat hij niet hoorde of zag, ook niet echt aan het gebeuren was. Alsof hij de werkelijkheid met een vingerknip altijd weer in iets leuks kon veranderen. Het was een opbeurende gedachte.

Die dag was het al vroeg heet. De zon kleefde als een obese eidooier aan de hemel. Het was het perfecte weer om in boxershort door de straten van je dorp te rennen. Af en toe passeerde meneer Egmond een kennis en dan wuifde hij vriendelijk. Eigenlijk voelde hij zich hoe langer hoe meer in zijn schik met de situatie. Zijn papierwitte buikje genoot.

4.
Zijn vrouw had dat buikje nooit echt een feest gevonden.

‘Buikjes zijn voor baby’s of voor varkentjes, niet voor mannen’, zei ze tijdens hun eerste nacht, terwijl ze sceptisch met haar pink zijn kwabjes inspecteerde. Dat was typisch zijn vrouw. Ze had nu eenmaal haar principes.

Meneer Egmond voelde zich toen diep vernederd. Mokkend bracht hij de rest van de nacht door in een hoekje van de keuken, terwijl hij foto’s likete van bodybuilders op Instagram, zich voornam om elke dag te fitnessen en een volledig potje chocopasta leeglepelde.

5.
Lichtjes hijgend rende meneer Egmond nu door de gele velden buiten het dorp. Hij probeerde niet aan zijn vrouw te denken. Het grind onder zijn voeten knerpte beschuldigend. Hij had haar in de steek gelaten. Ze was in gevaar. Misschien was ze intussen al niet meer in leven of toch op zijn minst een teentje kwijt.

Meneer Egmond stond op het punt om zich schuldig te voelen, maar zover kwam het niet. Er was iets anders wat plotseling al zijn aandacht opeiste. Hij stopte met rennen. Het ding dat vlak voor hem op het grindpad lag, was ovaalvormig en vuilwit van kleur. Het had perfect een vogelei kunnen zijn.

Alleen hebben vogeleieren gewoonlijk niet de omvang van een kanonskogel.

6.
Toen haar man niet kwam opdagen, hield mevrouw Egmond maar weer op met gillen. Een gil is geen goddelijke goocheltruc, het universum vertikt het toch om te luisteren en na een tijdje gaat je keel pijn doen.

Nonchalant, alsof er niets aan de hand was, wandelde ze terug naar binnen. Ze ging op de sofa zitten en vertelde zichzelf dat het leven verder ging. Ze zou elke ochtend stipt op haar werk verschijnen en op zaterdagavonden iets drinken met vriendinnen. Ze zou dansen op foute discomuziek en selfies nemen met plastieken palmbomen, cocktails en een tuitmondje, alsof ze ongegeneerd van de eeuwige jeugd wilde nippen. Mevrouw Egmond gunde zichzelf een aarzelend glimlachje.

Toen drong het tot haar door dat ze nooit meer zonder schaamte op een foto zou staan.

7.
Pas veel later zou meneer Egmond begrijpen dat het ei geen toeval was. Dat er een betekenis schuilde achter de grote, ovaalvormige brok absurditeit die voor hem op het grindpad lag. Zijn eigen gedachten hadden het ei daar gelegd en hem er vervolgens naartoe geleid, als een hond naar een maandverband.

Hij greep het ding met beide handen en tilde het op.

‘Ongeveer het gewicht van een otter’, meende hij, al had hij er geen idee van hoeveel een otter woog en was zijn observatie enkel gebaseerd op de inspiratie van het moment. Nu het ei zo prettig en warm in zijn armen lag, vond hij het moeilijk om er weer afstand van te doen. Het oefende een vreemde aantrekkingskracht op hem uit. Ergens besefte meneer Egmond wel dat het ei niet van hem was en dat het dus rechtvaardig zou zijn om het weer netjes terug te leggen op het grindpad. Maar rechtvaardigheid was nu eenmaal niet zijn sterkste kant.

8.
Mevrouw Egmond ging die dag wel zeven keer in bad, vertrouwde haar Instagramvolgers toe dat ze van roze schuim en wierook hield, ruimde wat op en probeerde zoveel mogelijk de spiegels in het huis te ontwijken. Voor het eerst in haar leven betwijfelde ze of het wel een goed idee is om je muren vol te hangen met jezelf.

Ze vroeg zich af waar haar man uithing. Hij bleef intussen zo lang weg dat zelfs hij te intelligent was om later de bakker nog als alibi te gebruiken. Als hij al ooit terugkeerde. Mevrouw Egmond vervloekte hem en zijn dwangmatige neiging tot onvolwassenheid. Alsof hij het simpelweg niet wist.

Alsof hij niet wist dat ze een vrouw was die niet voor de grap gilde en dat haar buik met de dag boller werd.

9.
Puffend slofte meneer Egmond langs een autosnelweg. Hij klemde het ei vastberaden tegen zijn borst. Af en toe werd er iets geroepen vanuit de voorbijsnellende auto’s. Of hij misschien een conceptuele kunstenaar was dan wel een eierfetisjist. Meneer Egmond negeerde hen. Hij stopte enkel om zijn bezwete boxershort wat hoger te trekken of om het ei nog eens goed te bekijken. Het was zo dat het hem plotseling opviel.

Door het vuilwit van de schaal liep een grote barst.

10.
Het buikje bleek nog maar het begin. Zijn vrouw geloofde heilig in haar principes en meneer Egmond ontdekte al gauw dat hijzelf de grootste bedreiging van die principes was.

Een gezamenlijke trouwfoto was tegen haar principes, want ze liet zich alleen met mooie mannen fotograferen. Samen uitgaan was tegen haar principes, want hij stond niet bij haar oorbellen. Vrienden worden op Facebook? Tegen haar principes, want de belichting van zijn profielfoto zag er een tikje verdacht uit. Het was alsof ze bang was dat er door zijn plompe aanwezigheid telkens weer een nieuw schilfertje van haar goddelijkheid zou afbladderen.

Meneer Egmond had slechts één keer het gevoel gekregen dat er iets was wat hem en zijn vrouw verbond. Dat was toen ze hem in een berichtje zonder smileys of uitroeptekens het mooiste nieuws van zijn leven meldde:

‘Ik ben zwanger.’

De tranen waren hem in de ogen gesprongen. Hij, Egmond, eersterangs-klungel en groot klein kind, was erin geslaagd om papa te worden.

11.
Bij het vallen van de avond vond meneer Egmond een lege oude regenton aan de kant van de weg. Er was voldoende ruimte voor hem en het ei om er de nacht door te brengen.

In de warme, donkere buik van de ton voelde hij nog eens aan de barst. Wat was het toch voor een ei en wat zou erin zitten? Zijn nieuwsgierigheid hield hem wakker. En dat was het gevaarlijkste wat hem nu kon overkomen.

‘Niet nadenken, Egmond’, zei hij bij zichzelf.

Maar het had geen zin. Zoals altijd wanneer hij zichzelf beval om het niet te doen, was het te laat: hij was al aan het nadenken en hij kon niet meer stoppen. Als meneer Egmond nu niet goed oplette, zou hij de wereld nog binnenstebuiten keren.

‘Waar ben je toch mee bezig?’ fluisterde hij. Zijn gedachten waren niet meer te stuiten. Ze tolden door het donker van de ton en maakten hem duizelig.

Datzelfde moment sprak het ei zijn eerste woordje.

12.
Toen hij het nieuws van de zwangerschap had gelezen, was meneer Egmond schaterlachend naar huis gerend. Onderweg bestelde hij champagne, taarten van drie meter hoog, stripteaseuses en de dorpsfanfare, ook al wist hij dat zijn vrouw aan al die dingen een hekel had.

Maar toen hij even later het huis binnenstormde en haar wilde omhelzen, hield ze hem tegen en zei:

‘Maak je geen illusies. Je denkt toch niet dat het van jou is?’

Hij mocht het niet persoonlijk nemen. Ze hield van hem, maar principes waren principes.

Op dat moment wenste meneer Egmond zijn vrouw het ergste toe wat hij maar kon bedenken. Hij wenste dat ze in het lelijkste monster ter wereld zou veranderen en hem de rest van haar leven om eten zou smeken. Terwijl hij en het kind vorstelijk in blote buik dineerden, zou hij haar af en toe een brokje toewerpen.

Net toen meneer Egmond dat alles begon te roepen, arriveerde de fanfare.

13.
Voor een ei van groteske proporties was het eerste woordje belachelijk banaal:

‘Papa.’

Meneer Egmond luisterde met ingehouden adem. Het abnormale was normaal geworden en het normale abnormaal. Terwijl het woordje langzaam tot hem doordrong, begon hij steeds beter te begrijpen wat er de voorbije dagen met hem en zijn vrouw was gebeurd. Voor het eerst begreep hij dat hij alles zelf had bedacht.

Diezelfde nacht nog klauterde meneer Egmond weer uit de ton. Met het ei in zijn armen haastte hij zich terug langs de autosnelweg en vroeg zich intussen af hoe je iemand in hemelsnaam moet redden van je eigen gedachten.

14.
Zoals het een geknutselde held betaamt, keerde meneer Egmond terug toen het al te laat was.

Roodverbrand, in zijn grauw geworden boxershort, sjokte hij door de straten van zijn dorp. Hij luisterde niet toen bezorgde kennissen hem iets toeriepen. Hij dacht alleen nog maar aan zijn vrouw en de wrede komedie waarin ze ongevraagd een personage was geworden. Toen meneer Egmond aankwam bij zijn huis, stokte zijn adem. Wat hij eerst had gewenst en vervolgens had gevreesd, was werkelijkheid geworden.

Hij zag een vogelbekdier. Een monsterlijk groot vogelbekdier, dat in zichzelf gekeerd voor het huis zat en op een iPhone tokkelde. Meneer Egmond knipperde met zijn ogen.

De wereld had zich zonet binnenstebuiten gekeerd.


Met dit verhaal won Aragorn Fuhrmann de eerste prijs tijdens Write Now! Antwerpen. Lees wat de jury van de tekst vond in het juryrapport.

Deel deze pagina:

De oogst