Tijdelijke traagheid – Lynne Vermeulen

Het nieuwe appartement leek te groot voor één persoon, maar er waren geen huisdieren toegelaten. Mijn hele leven bleek in zeven verhuisdozen te passen. Ik wachtte met uitpakken. De eerste dagen versleepte ik mijn matras elke nacht naar een andere hoek. Het huis voelde nog niet als het mijne, de witgekalkte muren moesten wennen aan mijn aanwezigheid.

De hitte hing aan me als gewichten. Alleen in de badkamer was het koel genoeg om te bewegen. Ik zocht een plek voor mijn nagelschaartje toen mijn broer me opbelde over jou. Mijn ogen bleven droog tijdens het gesprek. Zijn stem galmde metalig tegen de muntgroene tegels. Alles wat hij zei klonk vragend. Achteraf knipte ik mijn nagels korter dan gewoonlijk. Ik zag rozige, nieuwe huid aan de randen. Het prikte net genoeg.

*

De kleur van het linoleum onder mijn voeten maakte me wagenziek. Je lag op een afdeling die verborgen zat achter een afgesloten deur. Ik sjorde tijdens het wachten aan de onderkant van mijn korte broek, de afgeknipte pijpen voelden ongepast nu ik de zon niet meer kon zien.

Een verbazingwekkend kleine verpleegster liet ons binnen met een glimlach die meer weg had van een condoleance. We schuifelden op gelijke hoogte tot bij de kamer, veel langzamer dan nodig.

Je huid paste niet meer. Het leek zowel hard als zacht. Ik wou je aanraken, maar was bang de herinnering aan je levende vlees in mijn vingertoppen kwijt te raken. Je mond stond halfopen, er zat een buis in je keel. Een machine naast het bed pompte lucht in en uit je lichaam, alsof je een lekke fietsband was. Zelfs inademen klonk als zuchten. Op de schermen rond het bed zag ik hoe je met wiskundige precisie in leven werd gehouden. De kleine verpleegster kwam om de zoveel tijd ongeduldig in de deuropening staan. Jij was die avond niet de enige die van plan was dood te gaan.

*

Ik dronk hete koffie in de ruimte die meer weg had van een serre dan van een woonkamer. Jouw huis had altijd te klein geleken voor alle spullen die erin stonden, maar voelde kaal nu ik er alleen was.
De laatste cd die je had beluisterd zat nog in de radio. In de zomer hield je van Franse chansons. Je zong onbeschaamd mee, maar begreep zelden iets van de tekst.

Zonder jou erin leek de tuin onverzorgd. Suzy verstopte zich. Het licht van de zon was zo hard dat het alle kleuren uitvlakte tot dezelfde felle tint groen. Ik zocht met half dichtgeknepen ogen onder de struiken en probeerde haar te lokken met knapperige blaadjes sla. Uit het huis stroomden flarden muziek. Af en toe leek het alsof ik je kon horen.
De leerachtige poten schuurden langs mijn huid toen ik haar voorzichtig oppakte. Het schild voelde warm en droog onder mijn zweterige handen. Ik zette Suzy in de doos waarop ik met viltstift een week daarvoor het woord ‘badkamer’ had geschreven, bond de doos vast op mijn bagagedrager en vermeed de kasseien.

*

‘Je kunt niet zomaar een schildpad stelen.’

De doos stond in het midden van wat mijn woonkamer zou worden. Ik stond gebukt naar Suzy te kijken. Mijn broer zat op mijn bed. De matras lag die dag onder het grote raam aan de voorkant van de ruimte. Hij was het enige zonder kreuken tussen de rommelige lakens.

‘Weet je wat ze eet?’
‘Nog niet.’

Hij klapte mijn laptop open en las hardop informatie over de Griekse landschildpad voor. Suzy’s levensverwachting lag rond de 100 jaar, leerde ik. Zonder jou was er nu niemand meer die precies wist hoe oud ze was.

*

We reden in de tweedeurs van mijn broer naar een plek in de Ardennen waar we samen op vakantie waren geweest. Je had de wandelstok toen nog niet nodig en we maakten elke dag lange tochten. De vooraf uitgestippelde wandelroutes vond je iets voor amateurs. Wanneer we honger kregen aten we lauwe sandwiches die je bij het ontbijt in plastieken dozen stopte. De koffie die je meenam dronken we zwart, je vond ons nooit ergens te jong voor.

Op de smalle achterbank stond de badkamerdoos. De auto was niet nieuw, de radio kon enkel cd’s afspelen. De airco werkte niet en mijn billen plakten aan elkaar. We draaiden de muziek die ik in jouw huis had gevonden en deden alsof we wisten wat je favoriete nummers waren. Er was veel wat ik je nooit had gevraagd. Bij elk rood licht luisterde ik of Suzy’s poten over het karton krasten. Ze leek zich constant een weg naar buiten te graven.

*

We stopten bij het uitzichtpunt waarvan je altijd had beweerd dat er een reus begraven lag. Als je goed keek zag je zijn gezicht in de bossen onder ons. Wenkbrauwen en ogen gemaakt van bladeren. De kortere sparren waren een gapende mond. We zaten in de open koffer en aten waterig ijs dat ik aan de voet van de heuvel gekocht had. Het droop langs onze handen op de grond en we likten met lange halen de druppels van onze vingers. We beloofden elkaar nooit nog iets te verspillen. Suzy stond tussen ons in. Ze krabbelde geduldig rond in de doos.

We bleven buiten zitten tot het bos te donker werd om het te onderscheiden van de lucht erboven. De binnenkant van de auto werd verlicht door een zwakke lamp in het dak. De stoelen vooraan lieten we zakken. Boven onze hoofden plakten kleine vliegjes, het rook er naar nat stro en zonnebrand. De auto was niet langer een vervoersmiddel, maar een plek waar we konden blijven.
Het gelig licht slingerde ons terug in de tijd. Onze verhalen over jou waren in elkaar verweven zoals alleen die van broers en zussen kunnen zijn. Mijn herinneringen hadden een andere kleur dan de zijne en we plakten ze samen tot een geheel. We deelden heimwee naar een tijd die nu door slechts twee mensen herinnerd kon worden.

Op de achterbank was Suzy gestopt met graven. De antwoorden van mijn broer werden korter. De woorden kwamen er langzamer uit. Zijn ogen bleven wanneer hij knipperde telkens iets langer dicht.

‘Een Griekse landschildpad kan goed klimmen,’ mompelde hij. Daarna bleef het stil.

Ik had je beloofd altijd voor hem te zorgen, dus ik wachtte met het licht uit te doen tot zijn mond een stukje openviel.

*

Mijn broer maakte me wakker door zacht aan mijn oorlel te trekken. In mijn mondhoek voelde ik kwijl plakken. ‘Suzy is weg,’ zei hij.
Er zat een gat in de doos, nu stond er enkel nog ‘adkamer’. De ramen van de auto waren vochtig door onze warme adem, buiten kwam de zon net op.

We zochten in en rond de auto, maar konden de schildpad nergens vinden. Ik luisterde of ik haar hoorde rondscharrelen. Het bleef stil. We wachtten nog een uur voor het geval ze terug zou keren, maar Suzy was minstens drie keer zo oud als wij. We verzekerden elkaar dat ze wist wat ze deed toen we traag de berg afreden.

*

De auto stond geparkeerd op de pechstrook. We moesten stoppen omdat ik niet langer mijn plas kon ophouden. Ik zat gehurkt naast de auto. Mijn broer vormde met gespreide benen en gekruiste armen een muur voor de wagens die langsreden. Ik zag zijn mond bewegen, maar kon niet verstaan wat hij zei.

‘Wat?!’
‘Griekse landschildpadden hebben veel ruimte nodig!’ Hij moest schreeuwen om boven het geraas van de snelweg uit te komen.

Mijn rubberen schoenzolen hielden de hitte van het asfalt amper tegen. Ik was de oudste, maar de jaren tussen ons in werden elke dag kleiner. Hij kon me dingen vertellen die ik hem nooit had geleerd, hij was tot ver buiten mijn grenzen gegroeid.
Ik keek hoe mijn plas in een stroompje naar de rand van de weg liep. We hadden afgesproken dat jouw dood niet onopgemerkt voorbij kon gaan. Het moest een blijvende verandering in de wereld zijn. Ik kan hier blijven, dacht ik.

Een vrachtwagen reed ons toeterend voorbij. Door de luchtverplaatsing verloor ik bijna mijn evenwicht. Mijn broer zwaaide naar de chauffeur alsof ze oude vrienden waren.
We stapten weer in en vertrokken. Stilstand was geen optie. We hadden hoogstens recht op een tijdelijke traagheid. De auto maakte snelheid en voegde in. Het ging moeiteloos, makkelijker dan ik dacht. Alles en iedereen leek die middag dezelfde kant op te gaan.


Lynne Vermeulen (1997) studeert binnenkort af aan de opleiding Schrijven aan het RITCS in Brussel. Ze is opgegroeid in Brugge, maar kan de chaos van de hoofdstad niet meer missen. Wanneer ze niet zit te lezen of schrijven, is ze waarschijnlijk aan het tekenen. Ze houdt ervan om illustraties te maken bij de teksten die ze schrijft. Lynne won met haar verhaal ‘Eerste dagen’ de voorronde van Write Now! Gent.

Deel deze pagina:

De oogst