No great story started with someone eating a salad – Laurens M. Besselsen
Lijst van observaties op een willekeurige avond in een bepaald maar niet nader te noemen café
1.
Je telt, exclusief jezelf, maar inclusief het barmeisje, vijf mensen in de ruimte.
2.
Armand heeft een boos, rond — niet dik — Italiaans gezicht, met een Italiaanse huidskleur, een Italiaanse neus; dik, zwart Italiaans haar, en een bezweet voorhoofd. Hier en daar pronkt een moedervlek.
Armand steekt één voor één muntstukken in de jukebox. De jukebox is niet een schoon, vintage toestel, maar een digitale met touchscreen. Het scherm heeft een draak van een user interface, de kleuren zijn verbleekt en de pixels te tellen.
Eén van Armands schone, gladde, egale vingers toetst een liedje in: Mungo van Baxter Dury. De processor van de jukebox zoemt, er klinkt ritmisch gedrum, en uiteindelijk: Hello Margo / Please wake up / Right now / Don’t you think I’m special? / I think I’m special.
3.
Teddy is een loodzware man. Gezeten op een barkruk leunt hij met zijn ene arm op de bar, en met zijn andere op een stok. Het verwondert je dat arm, kruk en stok hem kunnen houden.
Teddy draagt een gigantische bril — breder dan zijn gezicht — met geel getinte glazen. Achter de bril scannen zijn ogen onophoudelijk de ruimte.
Op Teddy’s vingers — meer bepaald duim en wijsvinger — glimmen de vettige resten van gefrituurd paneermeel. Op de bar staat een kommetje met één bitterbal erin. Met duim en wijsvinger grijpt Teddy naar de bitterbal, steekt hem in één keer in zijn mond.
4.
Marie zet van achter de bar een glas whisky neer voor Teddy en haalt het lege kommetje weg. Haar handen zijn droog. Ze heeft dunne, fragiele vingers gekroond met afgebeten nagels die — je vermoedt toch zeker een week geleden — rood gelakt zijn.
Marie heeft donkerbruin haar dat half over haar voorhoofd hangt en ze kauwt langzaam maar neurotisch op kauwgom. Alle bewegingen die ze maakt zijn voorzichtig, berekend, sloom, secuur.
5.
Armand loopt naar de bar.
‘Het gewoonlijke?’ vraagt Marie. Haar stem is schor. Ze moet roepen om boven de muziek uit te komen.
‘Bruiswater,’ zegt Armand zacht.
‘Wat zeg je?’ vraagt Marie. Armand leunt naar haar toe, tot hun gezichten elkaar bijna raken. Je bedenkt dat in een romcom dit moment zou kunnen leiden tot een kus.
‘Bruiswater.’
‘Bruiswater?’
Je vraagt je af of Marie verbaasd is, of boos.
6.
Margo danst als een bezetene op het liedje dat Armand heeft opgezet. Haar bewegingen zijn ruw, nerveus, klunzig, en haar ogen staan wijd open. Bij elke sprong die ze maakt, kleven de zolen van haar witte sneakers nog even tegen de met bier besmeurde vloer. Haar witte T-shirt golft alle kanten op. Haar zilverkleurig sportjasje glinstert in het tl-licht. Haar haar wappert en waait in het rond.
7.
In de winstlade van de gokautomaat landen een tiental jetons. Ze zijn gewonnen door Mick. Mick heeft dikke wenkbrauwen, iets tussen sexy-stoppelbaard en dagen-vergeten-scheren op zijn wangen, en een oversized mutsje op zijn hoofd. In een razend tempo gooit hij met één hand de buit weer de machine in, waarbij een paar jetons het gleufje missen. Met zijn andere hand brengt hij een pint naar zijn mond.
8.
Het doorgeefluik tussen de keuken en de bar gaat tergend langzaam open. Een fel, wit licht — nog feller dan het tl-licht in het café — komt daarbij tevoorschijn, samen met een dichte mist. Armand, Teddy, Marie, Margo en Mick draaien allemaal zwijgend hun hoofd naar het geopende luikje. Het licht verblindt hun ogen. Een hand, grotendeels onzichtbaar door de mist, schuift een vol kommetje bitterballen van de keuken naar de bar. Vervolgens gaat het luikje met een klap dicht. Het felle licht is weg, de mist lost op, en iedereen behalve Teddy kijkt weer zijn eigen kant op.
9.
Margo staat bij de bar. Ze grabbelt in haar broekzak. Haar vingers priemen door de stof. Je stelt je voor dat in haar broekzak een diertje zit dat wil ontsnappen.
In een vlugge, nerveuze beweging haalt Margo haar hand uit haar zak. Ze heeft er restjes shag, overblijfselen van opgedroogde zakdoekjes en enkele muntstukken uitgehaald. De shag glipt tussen haar vingers door, de muntstukken vallen bijna over de rand van haar palm. Klungelig en morsend laat ze de rommel weer in haar broekzak glijden. Alleen de muntstukken houdt ze over. Die geeft ze met trillende vingers aan Marie.
Marie pakt de muntstukken uit Margo’s hand. Voor een fractie van een seconde raken haar vingers de handpalm van Margo aan. Je weet het niet — je zou het nooit kunnen weten — maar je vraagt je af, of in die fractie van een seconde, de vingers van Margo stoppen met trillen.
Wanneer Marie alle muntstukken heeft kunnen pakken, trekt ze — net als Margo — in een ruwe, nerveuze beweging, haar hand terug.
10.
‘Bruiswater?’ vraagt Marie.
‘Wat zeg je?’ zegt Margo. ‘Nee, snol, het gewoonlijke.’
11.
Margo en Armand zitten naast elkaar op een houten bankje dat ooit blauw geverfd moet zijn geweest. Margo’s pint staat half leeggedronken naast haar, Armands bruiswater naast hem. Hun lichamen staan stijf en gespannen. Je vraagt je af of je ooit eerder twee mensen hebt gezien die elkaar zo nadrukkelijk niet aanraken.
Onder Margo’s neus — precies in het horizontale midden van haar gezicht — zit een puistje, waar ze geïrriteerd aan krabt met haar pink. Ze heeft dunne lippen, waar ze zacht op bijt en die ze zo nu en dan met een discrete lik bevochtigt. Ze draagt handschoenen met gaten. Haar vingers wriemelen in elkaar, als puzzelstukjes die naast elkaar gelegd worden maar niet helemaal passen.
Armand steekt een sigaret op. De rook stijgt naar het plafond, breekt daar open, verspreidt zich over de ruimte, versmelt met de waas die daar al hing.
12.
Teddy neemt een slok van zijn whisky. Marie zet nonchalant het nieuwe kommetje bitterballen bij hem neer. Teddy reikt met zijn hand naar de bitterballen, maar kan er net niet bij. Je beseft dat zijn zware, versleten lijf hem ervan weerhoudt om zijn arm verder uit te strekken dan hij nu doet. Je stelt vast dat zijn lichaam alleen in deze specifieke houding in balans kan blijven. Je beseft dat Teddy de hele avond al zijn lichaam aan het balanceren is, een val aan het vermijden, of tenminste aan het uitstellen.
13.
Er klinkt geratel. Steeds luider. Je vraagt je af of het ooit ophoudt. Een waterval aan jetons stroomt uit de gokautomaat in de winstlade. Mick zet zijn lege pintglas op de vloer en probeert de buit in één keer in zijn handen te nemen. Ruim de helft glipt tussen zijn vingers, valt langs zijn handen en armen op de vloer.
‘Marie,’ roept hij.
14.
Je ziet dat Marie met haar tong de wanden van haar mond aftast. Je stelt je voor dat daar — ergens tussen haar met tandplak besmeurde tanden — de kauwgom uitrekt, uit elkaar valt; als slap, onderontwikkeld brooddeeg.
Marie haalt het stukje kauwgom met haar duim en wijsvinger uit haar mond. Ze propt het samen tot een balletje en laat het vallen in de gootsteen. Ze draait de kraan open en beweegt die heen en weer. Het stukje kauwgom blijft plakken aan het afvoerputje.
Marie draait de kraan dicht. Ze pakt een versleten en verkleurd pakje Mentos Aqua Kiss en wikkelt de folie open. Het pakje is leeg.
15.
Margo krabt aan het puistje onder haar neus. Het barst open. Pus en bloed drupt eruit. Ze knijpt haar ogen even dicht.
Armand houdt in één hand de brandende sigaret vast en zijn glas bruiswater. Aan de zo goed als opgebrande sigaret hangt een flinke hoeveelheid as. Armand kijkt naar het opengebarsten puistje van Margo. Ondertussen raakt de vlam van zijn sigaret zijn vinger. Hij schrikt, zijn hand opent, en de sigaret valt samen met het glas bruiswater op de vloer. Het glas kantelt, rolt een eindje weg, maar breekt niet.
16.
Marie zit op haar knieën achter de bar. Ze graaft panisch, razend in elke kast, lade, doos en tas die daar te vinden is. Kassabonnetjes, post-its en plastic verpakkingen dwarrelen in het rond. ‘Marie,’ roept Mick. Ze schrikt en staat recht. Voor haar staat Mick met een ontelbare hoeveelheid jetons.
Ondertussen spant Teddy zich enorm in om het kommetje bitterballen te bereiken. In een laatste uitputtingsslag weet hij het kommetje aan te raken, maar stoot het in die aanraking omver. De bitterballen rollen over de bar, in de gootsteen.
17.
De laatste strofe van Baxter Dury’s Mungo klinkt uit de jukebox: Please, please / Please don’t call me / Please, please / Please don’t call me.
18.
‘Ik kom ze omruilen,’ zegt Mick tegen Marie. Dan sluit hij zijn ogen, en valt langzaam achterover — het resultaat, concludeer je, van een combinatie van opwinding en alcohol. De jetons vliegen alle kanten op, kletteren tegen elk oppervlak dat ze weten te raken. Daarna is het stil.
Je beseft dat het hier nog nooit zo stil is geweest. Armand, Margo, Marie en Teddy kijken bewegingloos naar Mick die — ook roerloos — op de vloer ligt. Iedereen zwijgt, houdt de adem in.
Je snakt naar geluid, naar iets hards, een knal, een explosie, en je stelt je voor dat je hier en nu in plaats van niets, het geklater van kleingeld zou horen, maar dan versterkt tot het volume van de muziek die eerder uit de jukebox galmde. Of hetzelfde idee maar met het geratel van muntstukken die in de dieptes van de jukebox verdwijnen, of van de jetons die in de winstlade van de gokautomaat verschijnen. Dat het gesmak en gekauw van Marie de ruimte oorverdovend vult. Dat het scherpe sissen van een glas bruiswater iedereen stilzwijgend doet sidderen. Dat het krassen van de vinger van Margo tegen het katoen van haar broekzak iedereen doet rillen. Dat het gekraak en geritsel van een leeg pakje kauwgom, of het gonzen van een glas dat rolt over de vloer, of het anders onhoorbare geluid van een puistje dat openbarst, iedereen doet gillen.
19.
Weer gaat het doorgeefluik tussen de keuken en de bar tergend langzaam open. Het felle, witte licht — nog feller dan het tl-licht in het café — komt daarbij tevoorschijn, samen met de dichte mist. Armand, Teddy, Marie, Margo en Mick draaien allemaal zwijgend hun hoofd naar het geopende luikje. Het licht verblindt hun ogen. De hand, grotendeels onzichtbaar door de mist, schuift een vol kommetje bitterballen van de keuken naar de bar. Op de bitterballen ligt een onaangeraakt pakje Mentos Aqua Kiss. Het luikje gaat met een klap dicht. Het felle licht is weg, de mist lost op, en iedereen behalve Teddy en Marie kijkt weer zijn eigen kant op.
20.
‘Het is maar water. Bruiswater,’ zegt Armand. Met zijn mouw veegt hij de vloeistof van zijn zwartgelakte schoenen.
‘Sukkel. Waarom drink je in godsnaam bruiswater?’ zegt Margo.
21.
‘Laatste ronde,’ fluistert Marie, langzaam maar neurotisch kauwend op kauwgom.
‘Het gewoonlijke,’ zegt Teddy.
‘Het gewoonlijke,’ zegt Armand.
‘Het gewoonlijke,’ zegt Margo.
Mick opent zijn ogen, en sluit ze weer.
Je kijkt nog eens goed naar Teddy. Je vraagt je af hoe hij zijn lijf hier ooit binnen heeft kunnen slepen, en vooral hoe hij straks naar huis moet.
Laurens M. Besselsen (1996) werd geboren in Nederland en groeide op in Vlaanderen. Hij studeerde af aan de HKU-opleiding Writing for Perforamance met een filmscenario in dichtvorm, en schrijft zo nu en dan over hedendaagse kunst voor het culturele tijdschrift De Witte Raaf. Samen met zijn hond Abel woont hij al een tijdje in Den Haag. Laurens won met zijn gedichtenreeks ‘In een verduisterde etalageruit’ de voorronde van Write Now! Rotterdam.