Zwartbaards schat – Loulou Schram

Met dit verhaal  won Loulou Schram de derde prijs tijdens Write Now! Utrecht. Lees wat de jury van de tekst vond in het juryrapport.

‘Shhht.’ Ze legt haar vinger op zijn lippen. Hij proeft aarde en de korreltjes knarsen kapot tussen zijn tanden.
‘Remy?’ Moeder staat in de deuropening, ze draagt een rood geblokt schort en er zit bloem in haar warrige haren. Ze strijkt vermoeid met haar hand langs haar hoofd. In haar andere hand zit een sigaret, de rook ziet hij naar boven kringelen. ‘Wat doe je hier?’ vraagt ze. Haar stem klinkt schor alsof ze te veel gezongen heeft en te weinig geslapen. Remy kijkt naar zijn handen, ze zijn vuil en nat. Hij wroet met zijn vingers in aarde en voelt een regenworm langs zijn huid glibberen. ‘We zijn op zoek naar een schat.’ Moeder lacht, ontbloot haar gele tanden en klopt dan haar handen af. Witte korrels bloem dwarrelen om haar heen en even denkt hij dat ze zal verdwijnen, als in een goocheltruc. Maar als de korrels op de grond liggen, staat ze nog in de deuropening. ‘We?’ vraagt moeder dan. Haar buik is te dik en puilt uit over de bovenkant van haar broek. Het elastiek van haar broek hangt aan hun laatste vezels vast en hij kan de strakke rand door haar schort heen zien. Hij kijkt naar het meisje tegenover hem, haar gezicht zit onder de aarde en ze houdt een regenworm vast. Ze drukt haar vinger tegen haar lippen aan: ‘Shhht.’ Ze zegt het zacht tegen hem, moeder kan haar niet horen. Remy kan alleen niet liegen. ‘Met Maisie,’ zegt hij dan. Maisie onthoofdt de regenworm.

Maisie was altijd kwijt. Ze leefde met haar hoofd tussen de wolken of ze was ergens waar niemand haar achterna kon komen. Ze begrepen niet wat ze zei of waar ze over sprak. Ze vertelde over huizen zo groot als kastelen, praatte tien verschillende talen hoewel niemand wist uit welk land. Ze vertelde over mensen die niemand kon zien of horen. Ze glipte vaak uit de hand van vader en ging op zoek naar wezens uit haar verhalen. Op school vertelde ze haar klasgenoten over de avonturen die ze beleefde, de verre reizen die ze maakte naar landen die nog ontdekt moesten worden. Ze lachten haar uit omdat ze haar niet konden begrijpen. Ze lachten haar uit om haar absurditeit. Niet lang daarna vertelde ze niets meer over de avonturen die ze mee had gemaakt en de ontdekkingstochten die ze had ondernomen. ‘Ons kind loopt met haar hoofd in de wolken,’ had moeder tegen vader gezegd. ‘Straks weet ze niet meer wat echt is en wat haar fantasie.’ Vader had moeder een zoen op haar voorhoofd gegeven en gezegd dat ze zich niet zo zorgen moest maken. Zij zou er wel overheen groeien. ‘Beter met haar hoofd in de wolken dan haar ziel onder haar arm slepend,’ had vader tegen moeder gezegd om de bezorgdheid weg te nemen. Dus luisterden ze naar Maisie en haar verhalen. Vader ging met haar mee op zoek naar een volk op het zachte groene mos dat tussen de wortels van de boom groeide. Moeder liet melk en zachte koekjes buiten staan voor de wezens in het donkerste van de nacht. Ze vroegen haar naar het ontdekkingsreizen en lachten ze haar nooit uit wanneer ze begon over avonturen die ze beleefde. Ze maakten zich geen zorgen wanneer ze in de struiken dook, op zoek naar een ander rijk van haar fantasie. Ze kwam altijd terug totdat ze niet meer terugkwam en gewoon altijd kwijt was.

Vader zit aan het hoofd van de tafel, naast hem staat een halfleeg glas bier. Stil schraapt hij met zijn vork over het bord. Moeder prikt lusteloos met haar vork in de vulling van de hartige taart. Het vet op haar armen beweegt ritmisch mee. Remy volgt de bewegingen met zijn hoofd op een maat van muziek die alleen hij kan horen. Hij en het vet op haar armen. Maisie zit naast hem en prikt met haar vinger in zijn arm. Ze blaast bellen van kauwgom en lacht. Vader drinkt zijn glas leeg. Met een harde klap zet hij het op de tafel. Remy schrikt van het geluid. Moeder bijt op de binnenkant van haar wangen. Het is alsof ze het de vulling van haar wangen wilt opeten, maar haar hoofd blijft rood en gezwollen. Hij weet dat ze dit elke avond doet. Ze kauwt op de woorden die uit haar mond willen komen. Hap, kauw en ze slikt ze weer door. Maisie zei hem altijd dat ingeslikte woorden er altijd wel uitkomen. Hij kauwt bedenkelijk op de vulling van de hartige taart. Het smaakt precies zoals hij zich voelt. Ongepast en ongemakkelijk. Moeder schuift haar stoel naar achteren en waggelt naar de keuken waar ze nieuw bier voor vader haalt. Hij hoort haar zuchtend de dop van het flesje halen. Ze veroordeelt vader zuchtend om zijn drankgebruik. De dop van het bierflesje klettert verdrietig op de stalen gootsteen en rolt in het putje. Ze zet het flesje naast het lege glas op tafel en waggelt weer naar haar half opgegeten stuk taart. Vader schenkt het bier in terwijl hij met een vieze blik naar zijn taart kijkt. Remy denkt dat de taart vader aan moeder doet denken. Iets wat hij is gaan verafschuwen, het vet druipt eruit en het bladerdeeg is gebroken. Vader schraapt zijn keel. ‘Remy, wat heb jij gedaan?’
‘We hebben gezocht naar een schat,’ zegt Remy.
‘Oh,’ zegt vader en kijkt naar moeder. Hij fronst zijn wenkbrauwen, ‘Ik dacht dat we gezegd hadden dat Remy geen vriendjes meer naar huis zou nemen.’
Moeder opent haar mond en wil iets zeggen, maar haar woorden zijn ingeslikt en haar lippen vallen weer op elkaar. Remy knikt en kijkt naar Maisie die met een kapotte bel aan het spelen is die in de hoek van haar mond terecht is gekomen. De kauwgom blijft aan haar vingers kleven.
‘Remy speelt met Maisie,’ zegt moeder. Haar woorden zijn kort en ze spuugt ze bijna uit haar mond. Ze vinden hun weg naar buiten wel. Vader laat zijn bestek op zijn bord vallen en schuift zijn stoel ver van de tafel en loopt met veel lawaai weg. Remy kijkt hem achterna en kijkt dan naar moeder. Moeder bevochtigt haar lippen en steekt een stuk van haar taart in haar mond. Remy bestudeert haar terwijl ze kauwt. Een sliert speeksel druipt via haar mondhoek naar beneden. Hap, kauw, slik. Het stuk taart verdwijnt net zo snel als de woorden die ze vormt. ‘Maisie is hier niet, Remy,’ zegt ze. Ze veegt de klodder speeksel weg uit haar mondhoek. Remy kijkt Maisie, die naast hem zit, aan. Ze haalt haar schouders op, stopt het plakkerige stuk kauwgom van haar vingertoppen weer in haar mond en legt haar vinger tegen haar lippen: ‘Shhht.’

Hij kan vader in de keuken horen. De koelkast gaat open, het glas rinkelt tegen de flessen en met een luide klap valt de koelkast weer dicht. Hij hoort de lage stem van vader iets tegen moeder zeggen. Luide stappen van moeder, onregelmatige stappen van vader. Als hij zijn ogen sluit, ziet hij moeder binnenkomen. Ze gaat aan de rand van zijn bed zitten, ze glimlacht en ze ruikt naar vanille. Ze streelt door zijn haar en geeft hem een vlugge kus op zijn voorhoofd. Als hij zijn ogen opent is ze verdwenen. Maisie zit op de rand van zijn bureau en speelt met de zaklamp. Ze knipt het aan en uit. Alsof ze in morsecode met hem wilt communiceren.
‘Mama is verdrietig.’
Ze geeft geen antwoord, richt haar zaklamp op de muur en maakt schaduwfiguren met haar vingers.
‘Papa is boos.’
Ze haalt haar schouders op en de schaduwfiguren verdwijnen als ze de zaklamp uitknipt. Hij kan horen hoe beneden vader tegen moeder schreeuwt. Zijn stem is donker en de woorden rollen over zijn aangeschoten lippen. Hij kan horen hoe de waardigheid van moeder nog dieper verdwijnt. Hij kan het rinkelen van glas horen, boze voetstappen gevolgd door stilte. Een breekbare stilte en oorverdovend. Hij legt zijn hoofd op het kussen en voelt hoe Maisie naast hem komt liggen. Hij voelt haar warme ademhaling in zijn nek. Hij sluit zijn ogen.

In de achtertuin hadden ze ooit een vijver gehad. Er hadden twee karpers in gezwommen. Maisie had een van de karpers Zwartbaard genoemd, naar de zeerover uit haar verhalen. Zwartbaard de zeerover had oceanen bevaren en was gevreesd op vele zeeën. Hij dronk rum bij het ontbijt, had vele vrouwen, gele en een aantal zilveren tanden. Hij was een van de beruchtste zeerovers die de zee ooit had gekend. Volgens Maisie was hij samen met zijn schip ten onder gegaan tijdens een donkere en stormachtige nacht. Zijn schat was met hem mee gezonken naar de bodem van de oceaan. Dit was de schat waar zij naar op zoek was en Remy mocht mee zoeken. Volgens Maisie zouden er duizenden gouden munten en diamanten inzitten. Toen Maisie was verdwenen, bleef Remy doorzoeken naar de schat van Zwartbaard. Hij was ervan overtuigd dat zij de schat had gevonden en daar op hem zou wachten. Maar hij kon de schat niet vinden. De politie was gekomen toen Remy in de tuin op zoek was naar de schat. De wagen had zonder zwaailichten voor de deur gestaan. Er waren drie politieagenten uitgestapt. De een was klein, als een trui gewassen op een te warm wasprogramma. De ander had grote oren die onder zijn pet uitkwamen. De derde had zijn maaltijd nog in een van zijn mondhoeken zitten. Vader had opengedaan. Remy had bij de vijver gestaan waar de karpers vrolijk heen en weer zwommen. Hij keek naar de wateroppervlakte en hoorde zijn moeder hysterisch huilen. In het water zag hij de karpers zwemmen en begreep dat er geen schat van Zwartbaard was. Moeder was naar de vijver toegelopen, had hem ervandaan weggetrokken en gooide handen aarde in de vijver en mompelde dat ze het gat zou dichten. Remy kon alleen maar toekijken hoe ze een poging deed om Zwartbaard, de karper, te smoren.

‘Waarom doen ze alsof je er niet meer bent?’ vraagt hij. Ze zitten aan het water. Zij zoekt naar kikkervisjes, maar hij probeert drinkende zwaluwen te zien. Ze kijkt niet op, grijpt met haar hand in het water en antwoordt niet. Hij mag niet alleen bij het water komen, dat hebben vader en moeder gezegd. ‘Waarom zeggen ze dat je zoek bent?’ Hij staart haar twijfelend aan, ze staat nu tot haar knieën in het water, ze heeft haar broekspijpen opgerold maar toch worden ze nat. Ze maakt van haar handen een kommetje en schept er water in. Ze houdt het voor hem. ‘Kijk,’ zegt ze dan. ‘Het heeft nog geen pootjes.’ Ze laat hem een kikkervisje zien in een opdrogend plasje water in het kommetje van haar handen. Ze laat het visje weer in het water vallen, klimt op de kant en gaat naast hem zitten. Hij had gehoord dat schemertijd de beste tijd is om de drinkende zwaluwen te zien, maar ze zijn er niet. Hij zucht. Maisie legt een hand op zijn wang en fluistert: ‘Ben je op zoek naar de schat van Zwartbaard?’
Hij draait zijn hoofd om haar aan te kijken. ‘Jij?’
‘Ik heb zijn schat al gevonden.’ Ze glimlacht naar hem en haar ogen fonkelen.
Hij opent zijn mond, maar sluit het snel want hij weet niet wat hij zeggen moet. Ze pakt zijn hand en legt dan een vinger op zijn mond, ‘Shhht,’ zegt ze zacht. ‘Ons geheimpje, niet verder vertellen.’ Hij proeft zoet water op zijn lippen en er knarst wat zand tussen zijn kiezen. Ze staat op en loopt naar het water toe. Net voor de rand, net voor ze in het water verdwijnt, draait ze zich om en kijkt hem aan. ‘Ga je mee zwemmen?’

Deel deze pagina:

De oogst