Slide Viewer – Lieke Tijink
Met dit verhaal won Lieke Tijink de tweede prijs tijdens Write Now! Nijmegen. Lees wat de jury van de tekst vond in het juryrapport.
‘Het is winter,’ zegt Hazel.
‘Het is gewoon koud,’ zeg ik, ‘daar hoeft het geen winter voor te zijn.’
‘Ik wil een hond, eentje met hangoren, eentje die veel kwijlt en kwispelt, om ons wakker te maken in de ochtend,’ zegt ze.
‘We worden toch wakker in de ochtend, van de wind, daar hebben we geen hond voor nodig,’ zeg ik.
De gordijnen in de vouwwagen zijn van Hazels moeder geweest. De stof had op zolder achter een luik bij de kampeerspullen gestaan. Hazels moeder is op een dag vertrokken en niet meer teruggekomen. Het was zomervakantie en Hazel werkte als krantenbezorger in haar wijk. Elke dag stond ze om vijf uur ’s ochtends op om de krant bij de wijkbewoners te brengen. Die ochtend was de slaapkamerdeur van haar moeder zoals gewoonlijk gesloten. Hazel was naar buiten gegaan en had haar fiets uit de schuur gehaald. Ze weet niet of haar moeder toen al weg was, of later, in de middag, rond een uur of één, toen Hazel lag te slapen. Hazel werd wakker van haar zusje, ze huilde in de wieg.
We hebben een televisie die in een handpalm past. Met een knopje bovenop het toestel kan het beeld veranderd worden. Door het kijkgaatje zie je een schildpad, of een gezadeld paard, een huis op een heuvel met rook uit de schoorsteen, een brug over een smalle rivier, een vuurtoren, een branding, de geur van thuiskomen, Hazel en ik. De afbeeldingen zijn korrelig, zwart-wit, de helderheid hangt af van het licht om je heen.
‘Wanneer gaan we op huwelijksreis?’ vraagt Hazel. Ze roert in de aangelengde drab in de koffiekan. Ze vindt de koffie lekkerder smaken als het langer met het water gemengd is. Ze tikt de lepel waarmee ze geroerd heeft af aan de rand van de kan, alsof ze er geen koffie aan wil verliezen.
‘Als we getrouwd zijn,’ zeg ik.
Ze schenkt de koffie in haar kopje met de vervaagde foto van een dolfijn. Wat overgebleven is krijg ik in de gele mok met het afgebroken oor.
‘We mogen hier toch trouwen, Merle,’ zegt ze.
‘We kunnen hier wel trouwen, maar waarom zouden we de moeite doen als we straks weer ergens zijn waar wij samen op papier niet bestaan?’
‘De wereld gaat niet zo snel veranderen,’ zegt ze. ‘Ik wil niet wachten op iets wat niet komt.’
‘Is er nog melk?’ vraag ik. Ik open de koelkast, die bijna leeg is, en stinkt naar kool.
Deze winter is het nog kouder dan de andere winters. Er zit een scheur in het doek bij het slaapgedeelte. Ik heb er met plakband een nieuw raam van gemaakt, maar daar komen alsnog vliegen en torren en windvlagen door naar binnen. Hazel hangt er soms een theedoek voor, maar ik vind dat zonde van het weinige licht.
‘Ik wil een grote hond met sierlijke poten en een lange snuit,’ zegt Hazel. ‘Als hij langsloopt denken mensen dat het een geest is of een paard. In ieder geval geen hond.’
Hazel heeft de inhoud van het keukenkastje uitgestald op de uitgeklapte tafel. Ze schrijft de naam van de producten met de houdbaarheidsdatum op in haar notitieboek. Ze doet me denken aan een supermarktmedewerker die langs de koelschappen loopt en producten scant en weggooit in een container.
‘De rozijnen zijn zes maanden over de datum,’ zegt ze.
‘Die kunnen niet over de datum gaan,’ zeg ik.
Hazel legt de zak voor mij neer. ‘Eet op dan,’ zegt ze.
Ik open de zak en ik leg een rozijn in mijn mond. Het smaakt gewoon naar een rozijn. ‘Een beetje zuur,’ zeg ik. Ik steek mijn tong uit en leg er een handvol rozijnen op. Hazel kijkt naar me. Ik kauw en slik de rozijnen door. Ik pak de zak, hou hem boven mijn hoofd en kieper de inhoud in mijn mond. Ik verslik me er bijna in, waardoor de half natte rozijnen uit mijn mond op de grond vallen. Hazel grist de zak uit mijn handen.
In de avond, als Hazel slaapt, ga ik buiten op de tuinstoel zitten. De eerste keer dat we in de vouwwagen sliepen heb ik pannenkoeken gebakken. We hadden bijna geen melk dus lengde ik het beslag aan met water. De pannenkoeken waren droog en ik zei dat we er iets zoets op moesten doen. Hazel en ik maakten ruzie over de pindakaas omdat zij dat zoet vond en ik niet. Het duurt eindeloos voordat ze vindt dat ik te veel ruimte inneem.
Ik steek een sigaret op, of een sigaar, of als ik die niet heb neem ik een potlood tussen mijn lippen. De volle maan, planeten die verschuiven. De Steelpan. De Kleine Beer.