Gedichten: De dingen die gebeurden nadat ik per ongeluk het kindeke Jezus van de miniatuur kerststal inslikte – Elianne van Elderen
Met deze gedichten won Elianne van Elderen de eerste prijs tijdens Write Now! Eindhoven. Lees wat de jury van de tekst vond in het juryrapport.
*
hoelang je iets wachten mag noemen
op de dag dat Peter het dorp verliet
klommen we over het prikkeldraad van de schapenweide
om zijn bus zo lang mogelijk uit te kunnen zwaaien
iemand vertelde me dat
moederzeeotters, wanneer ze op jacht gaan,
lucht in de vacht van hun jongen blazen
zodat ze blijven drijven tot zij weer boven komen
mijn zusje en ik besloten elke avond voor de zekerheid
drie keer warme lucht op elkaars hoofd uit te ademen
ik heb altijd gedacht dat Peter als een van de duiven was
op het dak van de caravan van mijn ouders
die zichzelf alleen maar weg lieten jagen
met de bedoeling om weer terug te kunnen komen
in ons dorp leek alles door te gaan
de vreemdelingen bleven diegenen
die geen korting kregen bij de kaaswinkel
en wier TomTom nog steeds aangaf dat de busbaan
een openbare weg was
er werden flippo’s gespaard en hamsters vervangen
maar het voelde meer als wachten dan voorheen
op het naambord van het dorp schreven we
voor de zekerheid alvast:
welkom thuis Peter
geen zorgen
hier is niets gebeurd
oma vergeet nog steeds elke vrijdag
dat ze geen bloemkool lust
*
‘100 SONGS EVERY 2000’S KID WILL REMEMBER’
Ik denk aan die keer dat de meisjes werden gerangschikt op
risicofactor en aan het buurthuis dat rook naar de zojuist aangezette verwarming
aan die keer dat ik per ongeluk kindeke Jezus van de miniatuur kerststal inslikte
en aan hoe dat jaar zijn kribbetje leeg bleef omdat alle winkels zonder uitzondering
gesloten waren op zon- en feestdagen en aan hoe ik mezelf wijsmaakte dat zolang ik niet
zou kijken of het uit mij was gekomen, ik altijd iets heiligs in me zou hebben
aan wat we te bewijzen hadden en aan het stedelijk gymnasium
waar ik twee jongens met een liniaal achterin het fietsenhok zag verdwijnen
aan hoe ik de hechtingen in mijn lip na het trampoline-incident probeerde los te peuteren
en aan de koosnaampjes die mijn moeder me gaf om me klein te houden
aan de spijkerbroek waarin mijn knieën het dunst leken die ik droeg toen ik Justin ontmoette
en aan Maartje die me vertelde dat het de eerste keer wennen was maar het daarna alleen maar
mee zou vallen en aan hoe goed ik was in mijn ogen dicht houden en aan hoe ik hem vroeg
om niet in mijn haren klaar te komen en aan hoe hij dat toch deed en aan hoe hij niet geloofde
dat ik iets heiligs in me had en aan de laatste keer dat ik hem zag
aan dat ik op mijn mondeling Frans loog dat ik wiskunde ging studeren
omdat dat het enige was waarvan ik wist hoe ik het moest zeggen
aan de manieren waarop grootheidswaanzin en minderwaardigheidscomplex in elkaar pasten
en aan hoe het einde van de zomer het ergste was dat kon gebeuren
*
ik stel me alle grote dingen voor
we denken nog wel eens terug aan de haas
die zich stilhield in het midden van een landweg
om in koplichten te kunnen kijken
wanneer we zwijgen
in de seconden na een voicemailboodschap
die we aanzagen voor een bekende
tijdens het zevende rondje van een sponsorloop
waar je slechts het minimale aantal
handtekeningen voor hebt opgehaald
wanneer je eerste kind de groep 8 musical speelt
de derde hoofdrol heeft en haar tekst vergeet
af en toe proberen we het ook zelf
mijn zusje met zaklamp en ik gehurkt
met mijn handen op de grond als voorpootjes
kijk zo lang in het licht tot ik mijn ogen dichtknijp
en de vormen van de donkere vlekken die ik zie
probeer ik te omschrijven terwijl mijn zusje noteert
iemand vertelt me over onmetelijke ruimtes
ik stel me alle grote dingen voor
waarvan ik vroeger dacht dat ze te groot waren:
brontosaurusnekken
zwarte gaten
het verdriet om je eerste dode huisdier
beyoncé
en de eenzaamste walvis die als enige zingt
op een frequentie van 52 hertz
we bootsen de landweg na op het tapijt
om de beurt dragen we een lauwnatte handdoek als lichaam
naar de berm waar we wachten tot het is afgekoeld
met onze ogen dicht
we denken nog wel eens terug aan de haas
aan de plukjes witte en bruine vacht
wapperend aan de nummerplaat
aan de stilte in de auto achteraf
en aan mijn moeder die op de passagiersstoel
googelde naar wie er nu aansprakelijk was
voor een dergelijke situatie
*
algeneters
we meten hoe goed we alleen kunnen zijn
door een lijst te maken van alle dingen
die we niet hebben gemist
na een aantal dagen probeer ik voor het eerst
met de donshaartjes van een perzik
een aanraking na te bootsen
ik heb de jongens onthouden
en de algeneters
in de hoeken van hun kamers
waar we het soms zo stil lieten zijn
dat we de morsecode hoorden
in de filterpomp
zijn lippen voelen als de nopjes onder antislipsokken
die wel willen dat je blijft hangen maar niet voor altijd
.—./….—…-.-/–./-….-/-./–…-..—…-.-.
we zochten allemaal iemand om ons schoon te zoenen
zoals de zuignapharnasmeerval deed
bij de ruiten van Marcels aquarium
*
(Labrador)
We drukken onze neus op het ijs van de visvijver,
zoeken naar vogels die niet meer te redden vallen,
in de supermarkt kopen we een doos huismerkperenijsjes
en eten ze voorbij de draaideuren allemaal zelf op
terwijl we testen hoelang we vreemde honden aan kunnen
blijven kijken,
en durven het alleen
bij de aangelijnde.
Af en toe vraag ik me af
of hij als sluipschutter
een labrador zou kunnen schieten
en met name waar
op de vacht hij zou richten
of hij met opzet zou missen
(en dan zou doen alsof
dat niet de bedoeling was).
*
We dachten niet aan vergeten omdat we bang waren dat het zou lukken als we het probeerden
Huil niet om organismen kleiner dan je handpalm.
Niet: Goudvissen die je door de wc spoelt.
Wel: Katten die worden overreden door de Renault Clio van de overburen.
Elke zomer ging ik met Jelle naar de brug om stokjes in de rivier te gooien, en om dan
naar de andere kant van de brugrailing te rennen en de stokjes weg te zien drijven met de stroming.
We oefenden het afscheid nemen, het uitzwaaien, het uit het oog verliezen.
Huil niet om organismen waar je niet in kan knijpen.
Niet: Een verdorde bonsaiboom in een faillietverklaarde botanische tuin.
Wel: Een doodgeboren caviajong.
Toen ik 11 jaar was, probeerde Jelle me te overtuigen om de kooi van mijn grasparkiet
open te maken in mijn achtertuin. Hij zei dat als hij echt van me hield, hij toch wel terug zou komen.
Na mijn twaalfde verjaardag heb ik geen van beide nog teruggezien.
Huil niet om organismen die je geen naam kan geven.
Niet: Pantoffeldiertjes onder de microscoop voordat je basisschool afbrandde in de zomervakantie van 2006.
Wel: Een mensenlichaam dat je niet meer vasthoudt.
In 26 dagen gooide ik in mijn eentje 457 takjes in de rivier, heb ik Het Laatste Avondmaal
proberen na te tekenen in schelpengrind, en is de kleur van verkleurd gras na het weghalen
van een tent mijn lievelingskleur geworden.
*
Als je het maar graag genoeg wil (kan je je duim afbijten als een wortel)
Eline en ik vroegen ons af hoeveel schade je kan aanrichten
als je zelf nog geen 1 meter 30 bent en dagenlang
observeerden we vanachter de buxushaag
de robotgrasmaaier van de buren
die het verschil tussen gras en opgerolde egels
niet kon waarnemen en hoe niemand hem
dat echt kwalijk nam
in groep zes probeerden we
een aardbeving na te bootsen
en ik geloof dat we aanleg hadden
om een natuurramp te worden
de eerste keer dat we een jongen uit Oostvoorne
zonder aanleiding uitscholden voor kankermongool durfden we elkaar
minstens tot na het avondeten niet meer aan te kijken
maar alles ging makkelijker
nadat we een weddenschap sloten om wie er het snelst
een kraaienjong uit zijn nest zou stelen
en in de vijver zou gooien
en zou blijven toekijken tot het verdronken was
op een dag vertelde Eline me:
je kan je duim afbijten als een wortel,
als je het maar graag genoeg wil
en wij geloofden dat
we het in ons hadden
om hard te zijn
ik heb Eline nooit verteld
dat ik mijn ogen dichtkneep
tot er in de vijver geen beweging meer te horen was
*