De wereld ondersteboven – Julie Maes

Met dit verhaal won Julie Maes de derde prijs tijdens Write Now! Antwerpen. Lees wat de jury van de tekst vond in het juryrapport.


Er hangen grijze wolken in de lucht. Ze zweven voorbij. Met zijn hoofd ondersteboven hangt Ayoub van de rand van het dubbele bed dat hij deelt met zijn oudere broer, Mohammed. Zijn broer zit op de grond van de badkamer te spelen op zijn gsm. Zijn vader en moeder spelen met zijn kleine zusje van twee jaar. Ayoub verveelt zich. De wolken bewegen, hij zit stil.

Het is drie dagen geleden sinds hij op school was. Al zijn klasgenoten zitten nu ook thuis. Ayoub denkt aan wat zij aan het doen zouden zijn. Hij ziet ze dagenlang spelen op hun Playstations, snoepzakken eten die evenveel wegen als zijn vader en geen huiswerk maken.

Hij vraagt zich af wat Lima aan het doen is. Misschien is ze haar lange, zwarte haren aan het kammen. Lima’s mooie haar dat nooit in de war zit. Het zonlicht weerkaatst erop. Dan geraken zijn ogen verblind zoals op een zonnige dag wanneer hij naar het water in het stadspark kijkt. Misschien gaat ze wel dood, denkt de jongen. Of nog erger, misschien zal ze Ayoub vergeten.

Hij ziet de beelden van het nieuws van de vorige avond terug. Urenlang gingen ze door. De ene paniek na de andere. Zijn vader zegt dat hij moet binnen blijven want anders gaat iedereen dood. Ayoub wil niet dat iedereen doodgaat door hem maar hij ligt daar toch zo stil. Zo stil ligt hij daar. Misschien ben ik al dood, bedenkt Ayoub zich.

De juf heeft zijn vader een mail gestuurd. De school is gesloten dus krijgt Ayoub nu zo zijn huiswerk. De juf vroeg of alles goed was en schreef dat hij haar altijd mocht bellen. Hij stuurde een mail terug en vertelde haar dat hij misschien al dood was.

De jongen belt de juf niet want hij zal bellen naar mevrouw Schippers. Het is zijn huiswerk. Iedereen van de klas heeft een telefoonnummer van een eenzaam iemand gekregen. Ayoub weet niet wat eenzaam is. Hij durft het niet vragen aan Mohammed want dan komt de zucht. Aan mevrouw Schippers kan hij misschien vragen wat ‘eenzaam’ betekent, denkt Ayoub.

Zijn mama komt de kamer binnen. Haar sterke armen liggen op haar beide heupen en vormen twee driehoeken. Ze staat wat naar achteren gebogen en trekt haar wenkbrauwen op. Zo staat ze wanneer ze geen zin heeft om kwaad te worden. Dan is ze kwaad via de armen op haar heupen. Ayoub zegt haar dat hij huiswerk zal maken en vraagt of hij haar telefoon mag lenen. Ze zegt dat die op de salontafel ligt. De jongen draait zich om, staat recht en haalt de grote gsm met het roze hoesje dat hij samen met Mohammed enkele maanden geleden gaf voor haar verjaardag. Hij legt zich op dezelfde manier terug voor het raam met de wolken.

Rosa zit in haar zeegroene sofa voor het grote raam met uitzicht op de stad. Ze drinkt thee uit de tas die ze van een collega kreeg voor haar pensioen. Er staan gekleurde katten op met brede tanden. De radio speelt zachtjes op de achtergrond en een vrouwenstem leest het nieuws voor. Er zijn nieuwe aantallen bekend. Mensen zijn cijfers, fluistert Rosa. Ze bedenkt zich dat ze een getal is.

Rosa is al een week haar appartement niet meer uitgeweest. Ze luistert muziek, leest boeken en denkt na. Veel te veel denkt ze na. Ze hoort haar eigen stem in haar hoofd. De stem praat tegen haar. Het is het enige vertrouwde. Ze denkt na over hoe en wat, over wanneer en wat als. Waarom komt niet in haar op.

Het was de huisbaas die aan Rosa vroeg of alles in orde was. Hij had haar niet meer op het bankje aan de muur achter de garages zien zitten. Het is haar huisbaas die nu boodschappen voor Rosa doet. Geen familielid, geen vrienden, geen man, geen collega, geen buur, geen dochter, geen zoon maar haar huisbaas. Aan hem heeft ze ook haar nummer van haar vaste telefoon gegeven. De man had haar aangemoedigd om deel te nemen. Rosa zei ja. Op die manier kon ze iets terugdoen en zou hij blij zijn, dacht ze. Bovendien had ze helemaal geen zin om te weigeren. Te vermoeiend is dat, nee zeggen.

Iemand zou naar Rosa bellen. Ze wist niet wie. Al hopend op de beltoon van de telefoon zat ze in de zeegroene sofa. De beltoon zou een einde maken aan het wachten. Ze wachtte al zo veel. Soms vergat ze waarom ze wachtte en vergat ze te wachten. Vandaar hoopte Rosa dat ze de stem van de onbekende binnenkort zou horen.

Ayoub tikt de cijfers van het nummer voorzichtig in. Hij heeft het nummer in een groot lettertype afgedrukt op een papier. Zo is alles beter leesbaar. Hij wil geen fouten maken. Hij leest de getypte cijfers voor de zekerheid nog eens na en drukt vervolgens op de knop om te bellen. Hij legt de grote gsm van zijn mama aan zijn oor en wacht. De gsm zoekt contact en gaat vervolgens over. Ayoub telt tot vier totdat de beltoon stopt. Er is opgenomen.

Rosa schrikt van de beltoon. Het wachten is beëindigd. Ze staat op uit haar sofa en neemt op. Uit gewoonte zegt ze eerst wie ze is en vraagt ze met wie ze spreekt. Ze hoort een jongensstem. Ayoub, heet hij. Hij vertelt haar dat ze zijn huiswerk is. De jongen vraagt haar wat ‘eenzaam’ betekent.

De mevrouw lacht wanneer Ayoub haar vraagt wat het betekent. Het is niet de warme lach van zijn mama en het is ook niet de zucht van zijn broer. Het lijkt op een lach zonder adem. De mevrouw legt hem uit dat eenzaam ziek zijn zonder pijn is. Ayoub snapt het niet maar is bang voor de zucht. De jongen zegt dat hij het begrijpt.

Hij vraagt haar of ze ziek is. Ze lijkt moeilijk te ademen, meent hij. Rosa denkt na, veel te veel denkt ze na. Haar gedachten draaien door als in een spiraal. Ze antwoordt niet. Of Ayoub broers of zussen heeft, vraagt ze. Hij antwoordt dat hij een oudere broer en een klein zusje heeft. Ayoub vertelt Rosa over zijn mama met de armen in twee driehoeken en over de diepe zuchten van zijn broer. Ook praat hij over het lange, zwarte haar dat nooit in de war zit. Uit de telefoon komen zinnen zonder adempauze. Rosa vergeet het nadenken.

Ze antwoordt niet. De jongen vraagt zich af of ze zo ziek is dat ze geen pijn meer kan voelen. Of dat er een manier is om de pijn te laten verdwijnen. Misschien knipt mevrouw Schippers wel met haar vingers of stampt ze op de grond of klapt ze drie keer met haar handen om de pijn te stoppen. Hij vraagt zich af of de eenzame mevrouw dood zal gaan. Hij begrijpt niet hoe het is om te sterven zonder pijn. Hij vraagt zich af of ze zou weten wanneer ze sterft. Misschien zit ze net zo stil als Ayoub, bedenkt de jongen zich. Zo stil hier terwijl de wolken razendsnel verder bewegen.

De jongen houdt van vliegen. Ayoub vertelt Rosa over de reizen naar zijn geboorteland en over de wolken als een kussen van slagroom. Hij is nooit bang beweert hij. Zelfs niet wanneer er mist is. Of hij niet bang is van de paniek en van de beelden, vraagt Rosa vervolgens. De jongen zegt haar dat hij banger is van de stilte dan van de paniek.

De twee onbekenden praten verder. Ayoub stelt mevrouw Schippers de vragen die in de mail van de juf staan. Rosa vertelt de jongen over haar leven en over haar museum. Ayoub vergeet een potlood te nemen zodat hij op zijn papier kan schrijven wat mevrouw Schippers zegt. Hij luistert en onthoudt.

De laatste vraag is gesteld en Ayoub zegt tegen de mevrouw dat hij voor de eerste keer ooit een museum niet meer saai vindt. Rosa moet lachen. De lach doet Ayoub denken aan de warme lach van zijn mama.

Ayoub wenst de mevrouw nog een fijne dag toe. Rosa zegt dank en dag. Ze nemen afscheid en hopen beiden dat de ander gezond blijft.

De jongen kijkt van op het bed uit het raam. Hij ziet de wereld ondersteboven. De zon is tijdens het gesprek met mevrouw Schippers tevoorschijn gekomen. De grijze wolken verdwijnen even snel als ze gekomen waren. Ayoub kijkt naar de zon en ziet hoe alleen ze daar is. Het is de zon die mijn ogen verblindt als ze op het haar van Lima schijnt, denkt Ayoub. De jongen vraagt zich af of de wolken eenzamer zijn dan de zon. Hij weet het niet. Ayoub ligt stil, de zon ook.

De oogst