Eerste Dagen – Lynne Vermeulen

Met dit verhaal  won Lynne Vermeulen de eerste prijs van Write Now! Gent. Lees wat de jury van de tekst vond in het juryrapport.


Tussen onze post zat de roze flyer van iemand die beweerde helderziend te zijn. Bovenaan het papier stond: ‘Elke nieuwe dag is de eerste van de rest van je leven.’ Ik plooide het briefje zo klein mogelijk op en bewaarde het in mijn portefeuille.

*

We zaten op strandstoelen aan de rand van het meer. Achter ons stond de houten hut die hier als bar diende. Voor ons sprongen een paar jongens van de oever in het water. Ze droegen geen zwembroeken, ze hadden gewoon hun jeans uitgetrokken en doken in hun onderbroek het donkere water in. De spieren onder hun huid rolden en lieten hun lichaam glinsteren in de zon. Als vissen. Ze zwommen tot aan de eerste boot en klommen er telkens opnieuw op, om er daarna met een salto vanaf te duiken.

Ik keek naar hen en nam kleine slokjes van mijn mangosap. Het was dik en klonterig, maar het bracht verkoeling. Een ouderwetse radio speelde in de hut voor de derde keer hetzelfde bandje met Spaanse muziek af. Ik voelde me langzaam en zwaar. De muggenbeten op mijn kuiten jeukten genadeloos. De zon verschroeide de huid bovenop mijn hoofd, maar ik vond het niet erg. De schilfers die er over een aantal dagen vanaf zouden vallen waren bewijs dat ik hier ooit geweest was.

Naast me krabbelde je in je schetsboek. Ik keek naar de bewegingen van je linkerhand en zag dat je het uitzicht van waar we zaten vastlegde. Je zag er klein uit. Jong bijna. Het was een piepkleine schets, net groot genoeg voor de buitenste contouren van de bergen. Te klein voor details. De zon zakte langzaam in de richting van het meer voor ons. Het werd avond, de gloed over het land veranderde van helwit naar goudgeel en daarmee verschoof ook de sfeer tussen ons. We werden eerlijker.

‘Kijk je ernaar uit om hem terug te zien?’

*

We werden wakker in een bed waarvan ik de lakens had gekozen, maar dat nu aanvoelde alsof het van iemand anders was. Ik wreef niet langer de pus uit zijn ogen voor hij uit bed stapte.

*

Ik leerde je kennen in de lagere school aan de rand van de sloppenwijk. We gaven er samen met drie andere vrijwilligers Engelse les aan de jongste kinderen. Ze noemden het de kleuterklas, maar hun leeftijd varieerde van vier tot negen en hun niveau leek bij hen allemaal verschillend. Het was bijna een onmogelijke opgave de kinderen iets bij te leren in de maand dat we er waren, maar elke dag probeerden we het opnieuw.

We hadden fietsen gehuurd van een fruitverkoper in de stad aan het meer. Ons groepje kwam elke dag op de fiets naar school. We moesten dwars door de sloppenwijk heen en al op de tweede dag wisten de mensen die in de golfplaten huizen woonden dat we kwamen. Er liep telkens een horde kinderen met ons mee. Ze vroegen elke dag in welke God ik geloof.

*

Hij stond op en ik bleef liggen. Nog vijf minuten, zei ik. Ik kwam pas uit bed toen hij de voordeur achter zich dicht had getrokken. Ik haalde een grote sporttas uit de kleerkast die we deelden. Ik nam al mijn onderbroeken mee.

*

We lagen in de slaapzaal van het hostel waar we de voorbije twee weken hadden geslapen. Het was het heetste moment van de dag. Ik zweette door mijn kleren heen op het lichte laken dat ik als slaapzak gebruikte en probeerde zo min mogelijk te bewegen. Mijn muggennet plakte tegen mijn huid, maar ik voelde me te lui om het op te hangen zoals het hoorde. De tijd werd elastisch.

Ik dacht dat je sliep, maar het stapelbed bewoog en je hoofd verscheen aan de rand boven me.

‘Er is een feest vanavond.’

Je hield de flyer tegen het net zodat ik kon zien wat erop stond. Hij was met de hand gemaakt en opgesteld in gebrekkig Engels. Op de voorkant stond een marihuana blad, ingekleurd als een regenboog. De dag rekte zich als een lome kat voor ons uit. Ik knikte en worstelde met het net. Ik stond op en slofte naar de douche.

*

Pas in de luchthaven van Bangkok zette ik mijn telefoon weer aan. Er stroomden 14 gemiste oproepen binnen. Ik nam de roze flyer uit mijn portefeuille en zette met een stomp potlood een verticaal streepje op de achterkant. Daarna schakelde ik mijn telefoon weer uit en ging op zoek naar de gate waar ik mijn aansluiting had.

*

Jij kende deze stad beter dan ik. Je beweerde je niet meer te herinneren hoe lang je er al was. Je navigeerde ons op je roestige fiets door de smalle en slecht aangelegde steegjes. Brommers en zwerfhonden ontweek je moeiteloos met de behendigheid van iemand die er geboren was. Je keek af en toe achterom en ik deed mijn best er niet onhandig uit te zien terwijl ik jou en de anderen probeerde bij te houden. Het zweet liep in stroompjes langs mijn slapen naar beneden. Het leek alsof ik het nooit nog koud zou hebben.

De zon ging onder. De straten werden enkel nog verlicht door de felgekleurde neonborden van de cafés die hier aan weerszijden van de straat als legoblokken op elkaar waren gestapeld. In elk gebouw waren er minstens drie, elke verdieping kon iets anders zijn.

Je toonde de flyer aan iemand die jou eerst had aangesproken met de vraag of je xtc wou kopen en vond het adres waar we moesten zijn. De ruimte baadde in een rood licht en het voelde alsof we een ander universum binnenstapten. De muren waren vochtig en behangen met honderden foto’s van mensen die hier voor ons geweest waren. Hun gezichten lachten me toe. Ik vroeg me af waar ze op dat moment waren. De geur van verschillende soorten wierook kroop meteen in onze kleren. Aan het plafond hingen dromenvangers. Als ik mijn armen omhoogstak kon ik de veren aan de onderkant aanraken. Ik was groter dan jou en je vroeg om er één mee te nemen voor je.

*

Hij beweerde in elke voicemail iemand anders te zijn. Hij liet er in het begin dagelijks meerdere achter. In de ene miste hij de sproet op mijn rechterheup. In de andere dreigde hij al mijn spullen te verbranden.

*

Je danste wild. De vloeistof in de beker in je linkerhand klotste over de rand en maakte vlekken op je lichtgele bloes. De stof werd doorschijnend en ik kon je bh zien. Je was niet iemand die zich iets aantrok van wat mensen daarvan zouden denken, ook al was je in een land waar je op straat je schouders moest bedekken. Gevaar was voor jou iets tastbaars en je omarmde het.

Ik zag de drie jongens in onze groep naar je kijken. In mijn ogen waren ze niet meer dan decorstukken. Pionnen in ons spel. Ik voelde me niet jaloers. Ik wist dat je mij toebehoorde.

Je leidde me. Zo hadden we het de voorbije weken altijd gedaan. Ik danste met gesloten ogen en neuriede zacht mee. Het ging verloren in de muziek om ons heen, maar bracht mij in een roes. De boxen in de vier hoeken van de ruimte konden de bassen van de muziek niet aan. Ze klonken alsof ze het einde van de avond niet zouden halen.

Telkens wanneer ik mijn ogen opende was je dichtbij. Ik zag dat je naar me keek, me peilde. Wanneer iemand anders je aandacht opeiste verdween ik in de massa om te zien of je achter me aan zou komen. Als een test. Je vond me telkens terug. Je speelde mee.

De jongens werden moe en gingen terug naar het hostel. De ruimte tussen ons in werd kleiner. Onze bewegingen stemden zich op elkaar af, we waren elektrisch. Er speelde een nummer waar ik nog jaren naar op zoek zou zijn, maar nooit terugvond.

Het café stond los van de wereld waarin ik hem kende. Een tijdelijk opgericht heelal met de afmetingen van deze zweterige plek. Het bestond enkel voor ons. Ik keek je recht in de ogen. Je zette je tanden vragend in mijn nek. Ik draaide me met mijn rug naar je toe om de uitdrukking op je gezicht niet te hoeven zien wanneer ik me tegen je aandrukte.

*

Op dag 38 van de rest van mijn leven kreeg ik het laatste bericht dat ik ooit van hem zou ontvangen. Hij noemde me een lege huls. Dat was het dan, dacht ik.

*

We hadden te veel gedronken om nog te kunnen fietsen. De tocht naar huis leek eeuwig te duren, maar oneindigheid was exact wat ik wou. Het geklik van de salamanders die zich verstopten onder de struiken klonk luid in de nachtelijke lucht. Het stof in de straten was gaan liggen, maar echt slapen deed deze plek nooit. We werden omringd door tientallen muggen. We waren eraan gewoon geraakt. De jeuk was iets voor later.

We zwegen en ik probeerde me elke keuze die ik ooit in mijn leven had gemaakt te herinneren. Een stilte was nog nooit zo comfortabel als bij jou. Ik keek je aan en vroeg je met mijn blik me nooit alleen te laten, hoewel ik wist dat ik degene was die de volgende dag zou vertrekken. Je gaf me je trui omdat ik rilde van de kou.

We stonden voor de deur van ons hostel. Als we binnen gingen was het voorbij, dat wisten we. Ik durfde je niet meer aan te kijken en staarde naar mijn sneakers die in dit land helemaal kapot waren gegaan. Ik vroeg me af of je mijn gedachten kon lezen en je ogen zeiden van wel. Je veegde de plakkerige haren uit mijn gezicht. Ik wou een plek op je lichaam vinden die nog nooit was aangeraakt, maar ik kwam niet verder dan de binnenkant van je arm.

We kropen in bed en ik staarde naar de matras boven me, die gebogen was onder jouw gewicht. Je hand verscheen aan de rand en ik greep ernaar. In slaap vallen betekent loslaten, dacht ik. Toen gleed ik weg.

*

Je had me gevraagd je wakker te maken wanneer ik vertrok. Je hand hing er nog steeds bij zoals ik hem de avond daarvoor had losgelaten. Ik rook je zweet. Het vermengde zich met die van uitgeademde alcohol. Ik vouwde je trui op en legde hem op mijn matras.

De letters op de voorkant van de roze flyer waren verloren gegaan in de plooilijnen. De achterkant stond vol kleine potloodstrepen. Er was geen ruimte meer voor nieuwe.

Ik likte aan mijn wijsvinger en wreef de lijnen die ik zelf had getrokken weg met wat speeksel. Het papier werd er grijzig en wak door. De voorbije dagen lieten een spookbeeld achter en met mijn potlood zette ik een nieuwe streep op de plek waar ik weken daarvoor de eerste had gezet.

Ik sloop geluidloos de kamer en jouw leven uit, zoals het hoorde. Ik wist dat ik niet de eerste was waarmee je een moment als het onze ging delen. Het is nooit mijn bedoeling geweest de laatste te zijn.

De oogst