Kaat – Julia de Dreu
Personages
Simon, man
Margot, vrouw
Kaatje, dochter van Simon en Margot
I.
Een kleine keuken.
Aan de gedekte tafel zitten Simon, Margot en Kaatje.
Het is stil. Er klinkt alleen het geluid van messen en vorken die over borden gaan en tegen tanden slaan.
Kaatje raspt kaas. En nog meer, en nog meer.
Simon en Margot vinden dat wel heel veel kaas.
Margot Zou je dat nou wel doen?
Kaatje kijkt op.
Margot Je weet dat oma ook een kaasallergie had? Daar kreeg zij ook acne van.
Kaatje raspt demonstratief nog meer kaas over haar eten.
Margot zucht.
Margot Iemand nog iets te vertellen?
Simon Michiel gaat vertrekken.
Margot O? Is dat die dikke man waarmee je naar Düsseldorf moest?
Simon Nee, dat is René. Michiel is van ICT, maar jij kent hem niet.
Margot O, nee, die ken ik niet.
Kaatje legt haar bestek neer.
Kaatje Mag ik gaan?
Simon Waarom?
Margot Nu al?
Kaatje Geen honger.
Margot neemt een slok wijn. Ze wacht een paar tellen voordat ze de wijn doorslikt.
Margot Je bent zo stil, Kaat.
Kaatje Ik ben altijd stil.
Margot Lieverd, dat valt toch wel mee?
Kaatje Laat mij gewoon stil zijn.
Margot (plotseling fel) Waarom wil je nou weg?
Margot kijkt naar Simon, ze wilt dat hij er iets van zegt. Maar Simon heeft het druk met het bestuderen van het wijnetiket.
Kaatje Ik heb nog een afspraak vanavond.
Simon Heb je nou die Franse wijn opengemaakt? Wilden we die niet voor een mooie gelegenheid bewaren?
Margot We hadden ‘m al vijf jaar staan.
Kaatje Als ik nu ga, kan ik de bus van half nog halen.
Margot Maar ik heb nog monchoutaart!
Margot staat op en loopt naar de oven. Kaatje probeert oogcontact te maken met haar vader, in de hoop dat hij het voor haar op zal nemen, maar hij heeft zijn ogen op zijn bord gericht. Hij schraapt er met zijn vork de laatste etensresten vanaf en likt dan de vork af.
Margot Dit is mijn beste monchou tot nu toe.
(opent de oven) God, wat prachtig.
Kaatje Ik wil graag de bus van half halen.
Simon Half wat?
Kaatje Half acht.
Simon Red je niet.
Margot zet de monchoutaart pontificaal op tafel. Ze is echt trots.
Margot Je kunt toch wel wat later gaan?
Kaatje Wat zouden jullie ervan vinden als ik nu wegloop?
Margot staat met het mes in haar handen, klaar om de taart aan te snijden.
Margot Wat? Nu?
Kaatje Ja.
Simon Je kan niet zomaar weglopen, Kaat.
Kaatje Je kan mij niet zomaar hier houden, Simon.
Margot gaat zitten en legt het mes op tafel.
Margot Ik vind wel dat er iets tegenover moet staan.
Kaatje Ik kan deze week de was doen, het strijkwerk –
Margot Nee, niet het strijkwerk, de vorige keer ben je alle kraagjes vergeten.
Simon Misschien kan Kaat volgende week koken?
Margot Nee, Kaat kan niet koken.
Simon Wat zou je zelf graag doen?
Margot Nee, het moet wel iets zijn wat ze niet wilt doen, anders is het geen straf.
Wat vind je nu echt verschrikkelijk om te doen?
Kaatje Hier zitten en naar jullie luisteren.
Margot Kaat –
Kaatje Ik ga nu weglopen, jullie zien maar wat voor straf ik krijg.
Kaatje staat op, neemt haar bord mee en zet deze in de gootsteen.
Margot Maar je hebt m’n monchou nog niet eens geproefd, en hij is echt heel lekker!
Simon Hoe weet je dat? Je bent zelf ook nog niet begonnen.
Margot MAAR KIJK HOE MOOI DIE ROOM IS GEWORDEN.
Kaatje loopt de keuken uit, ze slaat de deur dicht.
Margot KAAT
Simon (naar Margot) Alles oké?
Margot KAAT
(naar Simon) Ja, hoezo?
KAAT KOM TERUG
Stilte.
Margot schept ze een stukje monchoutaart op voor Simon en voor zichzelf.
II.
Simon en Margot zitten op ruime afstand van elkaar op de beige bank in de woonkamer. Simon drinkt koffie, Margot thee.
Margot Ik ben vandaag al de hele dag een beetje van mijn à propos.
Het begon vanochtend al.
Dan word ik wakker met zo’n wazig, onbestemd gevoel,
en dan weet ik: dit wordt een rare dag.
Als je snapt wat ik bedoel.
Simon Nee, eigenlijk niet.
Margot Niet?
Simon Nee.
Margot O.
Simon en Margot nemen allebei tegelijk een slok.
Margot Ik pakte mijn tassen en wilde naar de markt gaan. De markt! Dat kan
helemaal niet, er is geen markt op donderdag. Heel raar. Ik dacht dat het zaterdag was, maar het kon helemaal geen zaterdag zijn, want jij was gewoon op kantoor.
Simon Nu kan het wel zaterdag zijn.
Margot Wat?
Simon Nu ben ik niet op kantoor, dus kan het zaterdag zijn.
In principe
Margot En nu is Kaat weer weggelopen, dus is dat rare gevoel wel bevestigd.
Hoe laat is het?
Simon Tien.
Margot Moet jij zo laat nog wel koffie drinken?
Straks kun je niet slapen.
Simon Ik slaap anders prima.
Margot Ja, dat is ook zo.
Jij slaapt altijd prima.
Simon Margot –
Margot Ik wil maar zeggen, die cafeïne –
Simon Laten we eens praten.
Margot Wil je iets zeggen?
Simon (schouderophalend) Misschien kom ik daar al pratende achter.
Margot Ik heb wel een vraag.
Simon O?
Margot Of we een wokpan of een grillpan willen.
Simon Hoezo?
Margot Wat denk jij?
Simon Wokpan.
Margot Waarom wil jij een wokpan?
Simon Weet ik veel.
Margot Ik dacht zelf aan de grillpan.
Simon O, jij hebt het over die spaarzegels.
Margot Ja.
Want een wokpan hebben we al wel, toch?
We hebben die diepe pan.
En wat is nu het verschil tussen een diepe pan en een wokpan?
In een diepe pan kun je toch ook wokken?
Maar we kunnen ook doorsparen voor de barbecue.
Simon Doe de grillpan maar.
Margot Ja, dat leek mij ook.
Hoe laat is het?
Simon Nog geen minuut later dan daarnet.
Margot Ik denk niet dat jij zo laat nog koffie moet drinken.
Simon en Margot nemen allebei tegelijk een slok.
Margot Je kunt het ook nu zeggen.
Simon Ik heb nog niets te zeggen.
Er is in principe niets aan de hand.
Margot Nee, er is in principe niets aan de hand.
Simon Wil jij iets zeggen?
Margot Nee, ik wil niets zeggen.
Simon Nee?
Margot Ik wil eerst even mijn thee opdrinken.
Simon Eerst?
Margot Nee, niet eerst.
Ik wil mijn thee drinken en dan zien we weer wel.
Simon Dat geloof ik niet.
Jij ziet nooit ‘weer wel’.
Zo ben jij niet.
Margot Simon, doe dit nou niet.
Simon Ik doe helemaal niets.
Margot Wil je even stil zijn?
Simon Wat wil je nou?
Margot Dat het even stil is.
Het is even stil.
Margot Kaat zal zo wel terugkomen.
Simon Dat weet je niet.
Margot Jawel, ze komt altijd terug.
Tot nu toe is ze altijd teruggekomen.
Simon Maar het zou kunnen dat ze dit keer denkt: ik doe het niet, ik trek dit
niet, ik houd het hier niet uit –
Margot gooit haar theeglas leeg op het vloerkleed, voor Simon’s voeten.
Hij schrikt daar niet van.
Simon Lucht dat op?
Margot (niet opgelucht) Ja, dat lucht wel op.
III.
Margot zit op de keukenvloer, met haar rug tegen een keukenkastje.
Margot Ik ben even de afwas aan het doen.
Simon Ik wilde even komen helpen.
Margot Het is niet veel.
Simon Nee, met zijn tweeën is het zo gebeurd.
Simon laat zichzelf naast Margot op de grond zakken.
Simon Ik vind jou geen incapabel mens.
Margot Ik vind jou ook geen incapabel mens.
Zo zit dat daar een tijdje.
Dan komt Kaatje de keuken binnen.
Ze heeft een grote, rode trui aan.
Kaatje Waarom zitten jullie op de grond?
Margot Hoe kom je aan die trui?
Kaatje Van Timo.
Simon Timo? Wie is Timo?
Margot Is dat die blonde jongen die naast het scooterpaleis woont?
Kaatje Nee, dat is Mathijs.
Timo heeft een zwembad in de tuin.
Jullie kennen hem niet.
Margot O, nee, die kennen wij niet.
Simon Je moeder heeft je gemist, Kaat.
Kaatje Moet ik nu de afwas doen?
Simon Wij helpen wel.
Simon en Margot komen overeind.
Margot Met zijn drieën is het zo gebeurd.
Simon Het is ook niet veel.
Kaatje laat de gootsteen vollopen. Margot en Simon pakken allebei een theedoek van de verwarming.
Margot Waarom loop jij altijd weg, Kaat?
Kaatje haalt haar schouders op.
Kaatje Jullie moeten nieuwe schuursponsjes kopen.
Deze stinkt.
Margot Ik zet het op het lijstje.
Simon Ik ga morgen na mijn werk wel naar de supermarkt, dan neem ik meteen
die wokpan mee.
Margot We willen de grillpan.
Simon O ja, de grillpan.
Julia de Dreu (1996) studeert writing for performance aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Ze schrijft voornamelijk absurde familiedrama’s, ter compensatie van haar eigen onbezonnen jeugd. Haar essay over de assertiviteit van de verlegen mens verscheen op Hard//hoofd. Julia won met haar eenakter ‘(Not) your average kutwijf’ de voorronde van Write Now! Utrecht.