Wat nu al doodbaar is – Elsbet De Pauw

wat nu al doodbaar is

Naar deze zone zak ik af

Één meter opgeschoven van mijn verkaste isolement

Ik kan

mijn opgedroogde bloedkorsten uitstrooien in de kamer en gaan slapen met de geruststelling dat ik een dood deel van mezelf zal doen vergaan

Een houten vloer bedelven onder droog bloed en verteerde huid en wat overblijft is het verlangen van mijn teveel

Vervolgens kan ik bergen van mijn dood verplaatsen met een spade en massieve graven delven op het ritme van Echternach

Ik kan

lijdzaam toekijken hoe een paar kinderhanden mijn lichaam verpulvert

En hoe blauwe plekken zich florissant op mijn benen planten

Gekweld luisteren naar hoe mijn kleine kindermond elegieën prevelt op Purcells meisjesopera

En daarna kan ik die staat van verderf civiliseren

Want dit is de beschaving

Wij zijn predikanten van het fatsoen

Er zit te veel meisjesbloed in mijn baarmoeder

Er lekt te veel meisjesbloed in mijn bed en op mijn witte kleren

Wit is de meest intieme kleur die ik ken

Intimiteit is het meest eenzame woord dat ik ken

Ik lees:

“Binnenkort is helft belgen allergisch”

En dat windt mij op

Omdat ik tot nog toe onallergisch was en

ontroostbaar

En het enkel in onthouding is dat ik mijn toevlucht vind

Jacques Brel stierf in Sleidinge

Thuis is tien maal Brel en het stille geluid van muziek die nooit gespeeld werd,

een naald die enkel nog ongeduld en hapering krast op het laatste kopje koffie van Dylan op vynil

filterkoffie is de concretisering van een leven dat slijt

Ik wil traag leven maar kan nog enkel snel, want daar ben ik geboren;

in een te snelle tijd van geraas en genadeloos hamerende seconden

Weg met de kindertijd en Waterland-Oudeman verdwenen ook Aznavour en Brassens in de kast.

Iedere woensdagmiddag vouwt moeder alles netjes op alsof het nooit geweest is

Sporadisch snelle spijt, zenuwachtig verfrommeld in een broekzak

inmiddels week door Le Chat Sensitive

Thuis is Frankrijk en foto’s van woelige flodderkinderen in zonnebloemvelden

Thuis is een Frankrijk dat sindsdien nooit meer bezocht werd .

Thuis is een dorp dat sonoor maar onesthetisch ademt

En thuis is de ergerlijke geur van soep en herhaling die altijd maar in de magnetron bleef kleven

Premature Symbiose

Ik spoel een roze geur van mijn lichaam af en was me met zwart,

recycleer een gevonden liefde voor deze grijze zone

Dit is

Premature symbiose

Ik kijk in mijn eigen ogen, raak mijn eigen wang te teder aan en denk

Dit is duurzaam

En ik verspil

Tijd

Water

Voedsel

Shampoo

Slaap

Ik zie een engeltje dansen in de krochten van mijn ziel

Ik zie een dikke afgepeigerde vrouw dansen in de krochten van mijn ziel

En ik bemerk dat ik dikke vingers heb

Voor een meisje

Voor een meisje

Voor een meisje

Ik ga krampachtig op zoek naar een geur voor mijn vrouwelijkheid in winkels waar ze je vragen of je naar meer zoekt dan dit

Probeer een methodologie te vinden waarmee ik niet door de mand val

Ik wil rennen maar iemand is gaan lopen met mijn tred, stal mijn gekuch en

Ondertussen vraag ik me af wie sweet nymph Sara, sad Angie en half-crazy Suzanne zijn en ik raak hen kwijt

terwijl ik te ver uitdijn

De imperatief van vrouwelijkheid dringt nu tot me door en een meisje sleurt een vrouw uit zichzelf

Er is geen mogelijkheid tot onthouding

Yaz en Yasmin draaien rondjes rond zichzelf

Ik en mijn paniek bonzen op de deur van de vrouwenwc

Maar iemand heeft de klinkt verwijderd

Mijn lichaam brengt meedogenloos een identiteit voort

Ik ben een lieve lieve rustige vrouw

Nazomerzonde

Deze ochtend werd er een illusie geboren en een ontredderde omhelzing ontwaakt

Met stamelende handen namen wij foto’s van pluto en ik flitste overbodig

Onze ledematen kunnen daveren

En wij kunnen dansen op de maat van een of ander epos

We kunnen een miltie misdadigers opstellen

En ons intellect doden, terwijl iemand heel luid lalt dat iets niet raadzaam is

Een ander kermt het hart uit z’n lijf

In schromelijke nachtlucht begingen wij een nazomerzonde,

toxische dampen kronkelend in het licht van een discrepantie

Zing voor mij nogmaals een hymne, angstvallig lonkend naar de volle Maan

Laat ons geloven in deze verbeelding

Want zonder koffie blijft de ochtend roes en ontnuchtert de nacht nooit meer

Iemand trekt hevig bloemen uit de grond en ik vraag je of dit vandalisme is of niet te stoppen hartstocht

Dit is blasfemie

Stottert iemand, tergend wetend wat ieder woord betekent

Er is niets fictionelers dan dit

Beeld voor mij een dinsdag uit, construeer een fictieve tijd

Hier

hebben wij lang op gewacht

Kijk naar mij en zie hoe ik ontsta

Ik zeg: jij wilt dit vergeten en ik teken een lijn

Dit is waar ik ophou

En word herinnering terwijl ik gebeur

Vroegdementerend vergeet ik alles te kunstmatig

Geërgerd spel ik mijn naam en je vraagt me hoe ik heet

Verzint een andere en dit

Bevestigt de fictiviteit van mijn absurde leven

Ik wil mijn ogen sluiten om hier geen getuige van te zijn

Maar als ik dat nu doe, is dat

Raar

Mijn handen stuiptrekken een applaus

en ik slijt

een lichaam en mezelf

omdat dat om vervanging vraagt

en breek

in klank

Is dit een nieuw narcistisch kunstwerk

Waaruit dissonant de lievelings miezert en zich vult met een gebrek?

dit is

een natuurwet

belijdenis

In het oosten van het land stierf een psychiater van een nog ongenezen patiënt

Op de dag dat lijden een belijdenis werd

Ik zie een uitgerafelde vrouw aan een uitgerafelde tafel

Ik zie mezelf een bokaal breken en een leegte van mijn verhemelte likken

verwek illusies om een hiaat te betasten

Eet een zelfgemaakt waanbeeld

Dat te snel verteert en uit mijn lichaam trekt als een valsklinkende fanfare

Schaamte is de helft en ik moet aanvaarden dat ik geen half mens ben

Zij vraagt me waarom en ik snap niet wat ik moet uitleggen aan het comfort van een zelf uitgehold lichaam,

Je eigen verteringsproces te geleiden om het onteerbare te bannen

Ik weet dat ik verslavingen heb omdat ze woest en eenzaam zijn

iemand kerft initialen op mijn huid

“levenslange diagnoses zijn angstwekkend”

zei mensengezondheid.nl

op de dag dat lijden een belijdenis werd

Hallo Maandag, Chérie & Keesje

Ik denk vaak aan de man waarover je me zonder woorden vertelde

Die met z’n sokken slechts voor de helft ging

Die teerde op gerecycleerd materiaal omdat dat al eens stuk is gegaan

En vervolgens alsnog de dingen brak om ze lustig met ducttape aan elkaar te kleven

Misschien is het dat, dat de dingen gedoemd zijn te slijten

Dat Leonard Cohen slijt in de nasaliteit van z’n eigen stem

Dat mijn lenige lichaam slijt tot mijn benen het begeven

Dat het hangen uit het raam en kijken naar lamlendige pubers slijt in miezerige regen en makke mist

Dat de achterbuurman en de take-awaydienst slijten in de toon van een druisende bel en enkel nog doen schrikken

Dat de tweejarige slijt, dat de veertienjarige, de zestienjarige en de veertigjarige allemaal synchroon slijten

Dat de peperkoek slijt in de twijfel van een te dure supermarkt

Dat t-shirts, hemden en halve paren sokken slijten in weggestopte hoeken

Dat de weeë geur van jouw parfum, mijn parfum, onze penetrante mengeling slijt

Dat absurdisme slijt in de normaliteit, realiteit, in een gehaaste ochtend zonder ontbijt

Dat de koffie al lang gesleten is

Dat de rode wijn al lang gesleten is

Dat mijn haren al lang gesleten zijn in mijn eigen gespletenheid

Dat de de cadans al lang gesleten is in een slecht samengestelde afspeellijst

Dat onze taal al lang gesleten is

Dat ergens in de verte een schaterlach slijt in luchtledigheid en weerklinkt als een tragische opera

Een lange man verlaat schaterlachend de kamer met z’n handen in het haar

Een nietig mensje grijnst

Waarin doden zich nestelen

In niets anders dan dit komen wij als acteurs het meest naar voren

Wij zijn dagelijks theater

Maar in dit toneelstuk valt niemand uit zijn rol

In deze dans houdt niemand op te bewegen al sterft het ritme uit

En hoeveel keren heb ik je verteld dat je op je vinger net zo hard kan bijten als op een wortel? Dat het mogelijk is het eigen vlees aan je botten zélf in te vreten zolang je het maar niet genoeg beseft?

Gisteren beet ik net zo hard op mijn wang als dat ik op een boterham zou bijten

Kaakvlees vermorzeld tussen volhardende melktanden

Hier is jouw lichaam grauw en ontbonden

Mijn vormen daarentegen zijn onveranderend zacht

Een meisjeslichaam kan niets anders dan lieflijk zijn

Een acteur verbergt de aversie moeiteloos

En toch, meedogenloos

Razen onkunde en teloorgang door mijn lijf

Zich via bloedbanen een weg zoekend naar buiten

De blauwe plekken groeien en ze zijn onbarmhartig

Enkel een explosie houdt mijn lichaam zo dichtbij.

En wat is woede dan?

Je vraag is tragisch

Mijn huid zit te strak en krabben vormen zich op mijn dijen

in de ochtend ontnestel ik mijn haren en

een kluwen aan mezelf

Mijn meisjeslichaam is een facade

Waarin doden zich nestelen


Met dit verhaal won Elsbet De Pauw de eerste prijs tijdens Write Now! Gent. Lees wat de jury van de tekst vond in het juryrapport.

Deel deze pagina:

De oogst