Gedichten – Hendrik de Pecker

//.1//

Dingen die ik leuk vind aan mezelf.

  1. Wanneer iemand net te traag voor mij fietst om er comfortabel achter te blijven hangen, haal ik ze in tot ik mij realiseer dat ik te veel rook.
  2. Wanneer iemand mij vraagt waar ik vandaan kom, antwoord ik in de
    volgende volgorde:

    1.  België.
    2. Maar ik identificeer mij als een Nederlander.
    3. Dus ik ben gemiddeld een Brabander.
  3. Ik zoek constant naar mensen die denken dat ze ongezien met iets wegkomen.
  4. Ik had nooit gedacht dat ik van kleine hondjes kon houden, maar als ik nu
    naast een klein hondje loop, voel ik mij net Kuifje.
  5. Wanneer ik naast een klein hondje loop, ben ik bang dat mensen van mij zullen denken dat ik denk dat ik ongezien wegkom met de gedachte dat ik Kuifje ben.
  6. Ik kijk uit naar het moment dat ik korstjes los kan pulken, erop kan kauwen, en ze misschien dan wel dan niet ook nog eens door kan slikken.
  7. Ik geloof niet in dromen maar ben wel een dromer.
  8. Ik kan meerdere voordelen van kunstgras opnoemen:
    1. Het groeit nergens doorheen.
    2. Het is nooit groener aan de overkant.
    3. Je laat plastic en natuur geleidelijk aan elkaar wennen.
    4. Het staat open voor sport, maar dwingt het niet af.
    5. Het is een eenmalige investering.
    6. De schaafwonden die je oploopt zijn bijzonder pijnlijk, maar makkelijk te ontsmetten.
    7. Deze lijst is incompleet.
  9. Mijn dromen spelen zich dikwijls af in een afgesloten badkamer.
  10. Ik plaats jou altijd in mijn dromen.
  11. Onze lijven lijken pril als tanden onder UV-lampen.
  12. Terwijl jij vragen stelt, probeer ik overal antwoord op te geven.
  13. Waarom antwoord ik op alle vragen, terwijl ik alle opties open wil laten?
  14. Ik ben geen pragmatische lul, maar ik ben wel pragmatisch lullig.
  15. Wanneer een onbekende mij om hulp vraagt, ontwijk ik hun ogen als een middelbare scholier die geen antwoord op de vraag weet.
  16. Ik droom soms van vrouwen die fietsen op fietsen met dildo’s voor zadels.
  17. Ik denk dat ik een schoft ben, maar niet de grootste schoft ooit, dus ik kan ermee door.
  18. Ik heb geen alledaagse bril, iedereen vind mijn bril gewoon leuk.
  19. Ik vat alles samen in lijstjes die incompleet zijn. Ik raak die lijstjes kwijt
    voordat ik ze compleet kan maken.
  20. Complete lijstjes zijn een droom.
  21. Ik geloof niet in dromen maar ben wel een dromer.

//.2//

Mijn moeder zei altijd dat er in de buik van mijn vader een fabriekje werkte, ik duwde mijn oor op zijn buik en luisterde naar het synchroniseren van onze machinerie. Van hem het kraken van zijn maag, van mij de ruis door mijn aderen.

We zijn modderkinderen, aarde en water. Uit het schijnsel van Windows 95 schermen groeide de veiligheid van parttime moeders, van overal een thuis en van vaders die nooit thuis waren, die wanneer ze thuis kwamen stil bleven en pas begonnen te spreken toen ze ziek bleken. Hoe konden we toen zeggen dat dat te laat was? We wisten niet beter.
Hoe konden we ook beter weten?

Strekten onze toekomst voor ons uit in een zee van mogelijkheden en ervaringen, en volgden vingers van ouders, die voor onze voeten wegen in het zand tekenden. Zo klommen we op de hoogste rotsen om er vanaf te duiken. Leerden hoe we, door onze lijven in boemerangs te vouwen, onszelf af konden remmen onderwater. We vertrouwden op de waarheid die werd aangeleverd. Vielen en werden opgehesen, sloegen stof van onze knieën, er was geen tijd om te huilen, geen tijd om te huilen. Leer hoe je je kaken op elkaar kunt klemmen tot het vuur door je spieren schiet, leer hoe je woorden in je mond kunt doen verschroeien, ja en amen.

Hoe wij dromen aan het plafond plakten als plakplaatjes, hoe wij vol verlangen naar die dromen keken, hoe wij onszelf in het midden van die dromen plaatsten, op de bühne van ons leven, hoe wij ons al zagen spelen en blijven spelen, altijd spelen, blijf altijd spelen.

We leerden hoe diep je een graf moest graven — je moet slechts ruimte overlaten voor 65 centimeter aarde, anders kunnen de vossen het graf openmaken, de kist doorknagen en zich te goed doen aan het gezicht van je vader.

Leren van een dode is simpel als je al weet hoe je moet zwijgen. Dus vergrepen wij ons aan avonden waarin alles warm was. Namen met trillende handen xtc in ondergezeken toilethokjes. We waren bang om los te laten dus leerden we ons vast te grijpen. Hielden vast tot ‘s morgens, en plakten de avonden van daarvoor tussen onze dromen aan het plafond. We staarden en zagen hoe de dagen zich voor ons ontvouwden. Wij verkreukten die dagen, trapten er vervolgens tegenaan, als een propje op straat.

We groeiden tot vogels die de wind niet begrepen. Hoe we zaten stil op onze kamers, hoe we rookten, sigaretten en jointjes uit het raam, hoe de rook op de wind en hoe we vonden dat wij daar ook hoorden. Dus sprongen we uit ons nest, vlogen uit over een wereld waar we genadeloos op neerstortten.

Leren vliegen is simpel; werp jezelf naar de aarde en probeer te missen. Probeer te missen, probeer alles te missen.

//.3//

Ik heb te lang met vossen geleefd, hier te lang met vossen.
Ze lopen – je hoort het – op de nagels van hun tenen door de woonkamer, je hoort het tikken.
Ze springen, van de vensterbank op de kast, van de kast op de tafel, stoten de bloemen en al het mooie van tafel.

Het zijn al met al vrij onhandige huisdieren, vossen.
Maar ik kan niet zeggen dat ik ze niet begrijp; ik heb zelf ook nooit empathie gevoeld voor kippen. Ik kan ze slachten, zonder aarzeling hun nekwervels doen knappen als bubbeltjesplastic in mijn klauwen en ik voel me altijd warm wanneer ik bouillon trek van hun botten, zoals ik mij voel wanneer ik met koude voeten tussen de gevouwen knieën warmte steel van iemand die ik eigenlijk niet mag.

Ze verschenen hier op een dag, die vossen. Eerst één, toen meer en steeds bleven ze maar komen, ik heb de muren nagekeken op spleten, achter het behang gekeken, zelfs de brievenbus heb ik gecheckt. Ik heb geprobeerd of een vos door de brievenbus past. Het past niet.

Ze gaan dus ook niet weg.

En nu, wanneer ik moe ben, met afzakkende schouders door het huis heenloop,
hoor ik ze wroeten met hun pootjes tussen de kussens. Ze plukken chipskruimels en al hetgeen wat ik o zo zorgvuldig weggestoken heb, tussen het bankpluis vandaan.


Met dit deze gedichten won Hendrik de Pecker de tweede prijs tijdens Write Now! Eindhoven. Lees wat de jury van de tekst vond in het juryrapport.

Deel deze pagina:

De oogst