Je had me niet verteld dat je zo’n leuke vriendin hebt – Emma Stomp
Celine kwam in het tweede semester bij ons op school: na de heftige proefwerkweek die twee leerlingen een paniekaanval opleverden en het kerstgala waar we op het toilet wodka achterover sloegen, maar nog voor de jaarlijkse reis naar Rome. Meneer Koezmin introduceerde haar. Natuurlijk had iedereen haar al zien staan in de hal, in haar te grote spijkerjas, waar ze gelaten om zich heen keek. Maar nu ze voor ons in de klas stond konden we pas echt goed naar haar kijken: naar haar donkere haar dat tot aan haar middel reikte, de zwarte lijntjes rondom haar amandelvormige ogen, het zilveren armbandje om haar linkerpols. Hoe ze op haar lip beet en ons één voor één aankeek, iedereen taxeerde zoals wij dat bij haar deden.
Ik was net zestien geworden en ondanks alle liedjes en grote beloftes die bij die leeftijd schenen te horen was er opvallend weinig gebeurd. Ik droeg T-shirts waar in grote letters Fuck the System op stond, zonder te weten wat dat systeem precies was. Na een paar mislukte verfpogingen had mijn haar een vreemde roze gloed gekregen. Ik kon het met bijna iedereen in de klas goed vinden, maar niemand miste me wanneer ik ziek was.
De eerste week dromden alle meisjes om Celine heen. Ze complimenteerden haar met haar jurkjes, pakten haar pols vast om naar haar armbandje te kijken. Ze liepen met haar mee naar de supermarkt, vroegen of ze zin had om koffie te gaan drinken. Celine zei dan weer ja, dan weer nee, sloot zich bij elk groepje wel een keer aan. De jongens keken het grootste gedeelte van de tijd toe. Soms kwamen ze opeens in actie. Dan pakten ze haar notitieboekjes af, tilden haar op en dreigden haar in het kanaal voor de school te gooien, net zo lang tot ze hard genoeg gegild had.
Maar dat haar populariteit grenzen kende werd duidelijk toen Marie en Sylvia begonnen te klagen dat ze haar aanstellerig vonden, dat ze te veel op haar uiterlijk leunde. En toen Celine zich omkleedde voor gym werden er veelbetekenende blikken uitgewisseld toen ze uitslag op haar rug bleek te hebben.
Ik kon het niet helemaal geloven toen Celine tijdens een tussenuur naast me kwam zitten en zei dat ze mijn linnen Joy Division-tas mooi vond.
‘Wist je dat ze zijn vernoemd naar een bordeel voor nazisoldaten?’ vroeg ze.
Ik wilde antwoorden dat ik het al wist van de nazisoldaten, dat ik laatst nog een film over Joy Division had gezien, maar Celine’s aanwezigheid bracht me uit balans. Het feit dat ze knap was maar niet arrogant en ze in harmonie met zichzelf leek te zijn was iets wat ik nog niet eerder had gezien. De populaire meisjes bij mij op school werden altijd een beetje nerveus van mensen die niet schitterden. Alsof hun aantrekkingskracht daardoor zou afnemen. Bij Celine werkte het anders, haar zelfverzekerdheid zorgde er juist voor dat jij je ook bijzonder voelde.
‘Kom je vanmiddag platen bij me luisteren?’ vroeg ze.
Celine woonde in een groot huis met glas in lood deuren en scheuren in het plafond. De boekenkast in de woonkamer stond vol met titels over psychoanalyse en het Midden-Oosten. Toen Celine de deur van de studeerkamer opengooide om mij voor te stellen aan haar vader trok hij een moeilijk gezicht, alsof ze hem zojuist verteld had dat er iemand was overleden.
Celine’s kamer vond ik de leukste. Aan een muur hingen zwart-wit-posters van Paul McCartney en Johnny Cash, omringd door kerstlampjes, wat me aan een soort altaar deed denken. Het Perzische tapijt op de vloer was nauwelijks zichtbaar door alle kleren die er overheen lagen.
‘Ik heb een relatie gehad met een man die twintig jaar ouder was,’ vertelde Celine me die middag. ‘Als we in het café zaten waren er altijd mensen die riepen dat hij zo’n ontzettend leuke dochter had. Wij speelden het spelletje vrolijk mee. Als we daarna seks hadden noemde ik hem altijd papa.’
Haar ogen glinsterden. Ik begreep dat het een test was, dat ik nu in lachen uit moest barsten om aan te geven dat ik niet conservatief was. Dus dat is wat ik deed.
Later zouden mijn vriendjes beweren dat Celine mijn eerste grote liefde was en ik wist nooit of ik daarmee moest instemmen. Mijn verliefdheden vonden in die tijd vooral plaats op afstand: de jongens op wie ik mijn pijlen richtte perfectioneerde ik in mijn hoofd tot ze waren veranderd in iets onmenselijks. De werkelijkheid viel daarna altijd tegen: ik was hun scheve gebit vergeten, de wallen onder hun ogen, het feit dat ik net iets slimmer was dan zij. En ondanks dat ik nooit dagdroomde over Celine en haar ook niet wou aanraken, niet op die manier, moest ik toegeven dat er één belangrijke overeenkomst was: ze gaf me het gevoel dat ik licht gaf.
In de weekenden nam Celine me mee naar rokerige huisfeestjes waar kunstacademiestudenten in coltruien rondliepen. Normaal gesproken zou ik bang voor ze zijn geweest. Voor hun gesprekken over filosofen met vreemde namen. Voor het feit dat ze zo makkelijk spraken over het hebben van een trio, alsof zoiets net zo eenvoudig was als water drinken. Maar in het zwarte leren rokje dat ik van Celine geleend had was ik iemand anders. Ik kon ook bier drinken, ik kon ook grapjes maken.
‘Wist je dat Dan Brown vroeger muzikant was?’ vroeg ik aan een jongen in een
tweedehands Adidastrui. ‘Hij schreef alleen maar teksten over Griekse mythologie. Volgens zijn manager zou het nooit verkopen en toen schreef hij een nummer over telefoonseks.’
Mijn verhaal werd beloond met een schaterlach en een hand op mijn knie.
‘Je had me niet verteld dat je zo’n leuke vriendin hebt,’ zei de jongen tegen Celine. Het klonk alsof ik een nieuwe fiets was die ze had meegenomen.
‘Waarom zou ik?’ Celine sloeg haar armen om me heen. ‘Ze is van mij.’
Als ik iets beter had opgelet waren de signalen me misschien wel eerder opgevallen: de pillendoosjes op haar nachtkastje, dat haar ouders als schimmen door het huis liepen, de keer dat ze me aan het huilen maakte door als een soort psycholoog jeugdtrauma’s bij me naar boven te halen waarvan ik niet eens wist dat ik ze had, de woedeaanval toen ik te laat kwam opdagen. Dingen die ik vergat zodra ze liefkozend een uitstekend labeltje in mijn T-shirt stopte, mijn hand vastpakte in publieke ruimtes.
Bovendien was alles zoveel leuker met Celine. Toen ze in de H&M een skinny jeans gepast had wilde ze hem niet meer uittrekken. Aan de jongen die achter de kassa stond vroeg ze of ze misschien op de toonbank mocht gaan liggen zodat hij het prijskaartje kon scannen. De jongen deed het nog ook terwijl hij zogenaamd per ongeluk haar billen aanraakte.
Op een zomeravond nam Celine me mee naar de parkeerplaats vlakbij school waar haar vrienden zich hadden verzameld. Vanuit de openstaande deuren van een auto klonk de pompende bas van een hiphopnummer en er werd een fles whiskey doorgegeven. Er hing de hele avond een vreemde waas om Celine heen. Toen ik haar elleboog aanraakte trok ze hem geschrokken terug, alsof ik haar pijn had gedaan. De grappen die ze maakte waren harder dan anders en wanneer de rest in lachen uitbarstte deed zij niet mee. Het maakte dat ik me kwetsbaar voelde. Nu Celine zich had teruggetrokken was ik mijn ankerpunt kwijt. Ik was dankbaar voor de jongen die naast me stond en bezorgd aan me vroeg of ik het koud had. Voor ik antwoord had kunnen geven trok hij zijn gewatteerde spijkerjas uit en hing hem over mijn schouders. Het voelde als iets wat ze in films deden, waarin twee hoofdpersonen net iets vreselijk hadden meegemaakt en de man de vrouw bij wijze van bescherming een jas aanbood. Dat ik iemand was die tedere gebaren opriep gaf me een prettig gevoel. En ik weet niet of ik me gesterkt voelde door de aandacht die ik kreeg, of dat het vooral aan de whiskey lag, maar als bedankje kneep ik in zijn wang. De jongen boog zich naar me toe om me een kus op mijn voorhoofd te geven.
Toen ik daarna oogcontact met Celine wilde maken wendde ze haar blik af.
We liepen samen naar huis, Celine en ik. Ik herhaalde grappen die er die avond gemaakt waren, benadrukte dat ik al haar vrienden zo fantastisch vond.
Celine bleef vanuit het niets stilstaan, midden op de stoep.
‘Het is zo grappig,’ zei ze. ‘Je bent zo gemakkelijk te lezen.’
Haar stem klonk ongewoon hoog.
‘Ik bedoel, kijk nou eens naar hoe je je vanavond hebt gedragen. Je hunkert naar aandacht.’
Het was niet mijn bedoeling om in lachen uit te barsten, het gebeurde gewoon. Mijn mondhoeken die zich omkrulden om de spanning die ik voelde te verhullen. Het gebeurde in die tijd wel vaker: lachen op de meest cruciale momenten, wanneer iemand zomaar in huilen uitbarstte of kwaad werd. Celine’s vlakke hand tegen mijn gezicht voelde dan ook als niet meer dan een logisch gevolg.
‘Sorry, sorry,’ stamelde ik en ik kreeg een wee gevoel in mijn maag.
Terwijl ik toekeek hoe Celine zonder mij verder liep bedacht ik me dat ik het ergens wel jammer vond dat er geen toeschouwers waren geweest. Het had de vernedering die ik voelde compleet gemaakt.
**
Dit is de finale-inzending van Emma Stomp, die instuurde onder het pseudoniem Sophie Jagershoek. Eerder won ze met haar verhaal ‘Limonade’ de eerste prijs bij de voorronde van Write Now! Amsterdam. Bekijk hier de andere finalisten en lees hun inzendingen.
Emma Stomp (1994) schrijft over alles wat ze niet begrijpt: van vreemde Mexicaanse gezegdes tot aan het wakker worden naast een onbekend lichaam. Ze is redactielid bij hard//hoofd en schreef daarnaast verhalen voor VPRO Dorst en De Optimist. In 2017 won ze CJP’s Grote Schrijfwedstrijd. Ze houdt van Kate Bush, teveel koffie drinken en het Britse koningshuis.