Ik draag u op mijn rug – Mathilde Quirynen
Deel I
Scène 1
A
Deel één
B
Ik kan me niet herinneren
Wanneer ik hier het laatst gelukkig ben geweest
A
Het is zaterdag
We zitten op bed
Zijn woorden klinken
Alsof hij vertelt over het boek
Dat hij leest
Bij mij?
In het huis?
Ik sta op en door het keukenraam
Zie ik wit
Het sneeuwt
Zeg ik
Ik hoor hoe hij zich terug
Innestelt
Ik maak ontbijt
B
Als ge mij zoudt vragen
Wat voor dier ik zou willen zijn
Dan zeg ik
Kameleon
Om diezelfde reden
Dat zij dat ook zou willen
Ik lig hier
Onder het rood geruite dekbed
En tussen deze lakens word ik dunner en dunner
Vereffen ik
Met het bed
A
Douchen doen we al lang
Niet meer samen
Ons donsdeken blijft verder kraken
Ge probeert weer te verdwijnen
B
Ze heeft de radio aangezet
Leonard Cohen zingt
Voor het hart zonder gezelschap
Voor de ziel zonder koning
Voor de prima ballerina
Who cannot dance to anything
Ik probeer niet echt na te denken
Waarover het gaat
A
Ik probeer niet echt na te denken
Waarover het gaat
B
Gewoon te genieten
Van de melodie
Door deze doffe geluidsmuur
Ik ben vergeten hoe ze ruikt
Als ze zweet
Ik ruik het muf
In de lakens
Niet hetzelfde
Ik ben vergeten wanneer ik het laatst
Mijn gewassen kleren streek
Hoe het eruit ziet door ons raam
Als de zon op komt
Ik ben vergeten wanneer ik het laatst
Een boek heb uitgelezen
A
Soms luister ik muziek
Onder water
Al geprobeerd?
Leuk is dat
B
Ik ben zelfs vergeten
Hoe de opstelling van mijn schildersplek eruitziet
A
Daar ligt een laag stof op
Letterlijk en figuurlijk
B
Misschien wordt het tijd
Dat ik daar iets aan doe
A
Misschien wordt het tijd
Dat ik daar iets aan doe
Scène 2
B
We eten
Aan tafel
Ik pluk een kruimel van haar wang
A
Hij plukt een kruimel van mijn wang
B
Doe een wens
A
Met een kruimel?
Ik dacht dat dat enkel met wimpers kon
B
Dat kan met alles
Scène 3
B
De man tegenover mij
Vertelt niets over zichzelf
Dat is zijn beroep
Of ik groepstherapie overweeg?
Ik denk dat een iemand om mee te spreken
Al genoeg is
Ik vertel ook niet veel
Hier betaal ik voor
Nu ja
Mijn werkgever
Ik niet
Gelukkig
Mijn ogen zijn gericht
Op zijn horloge
Zijn handen liggen in zijn schoot
Hij denkt vast
Dat ik naar zijn kruis staar
Ik kan een lach niet bedwingen
Het is goed
Dat je lacht, zegt hij
Ik hou op
Dit was niet de bedoeling
A
Het enige wat hij mij vertelt
Over dat eerste gesprek
Is een anekdote
Die hij te horen had gekregen
Dat er eens een vrouw was
Die het leven niet begreep
Ze kon er geen touw aan vastknopen
En toen had ze zichzelf opgehangen
Ik vraag me af of het een grap is
Of het over hem gaat
Deel II
Scène 1
A
Deel twee
Ik fiets door de stad
Kijk naar de etalages
Torenhoge kasten vol kleding
Bedenk me dat hij al weken
Rondloopt in twee identieke joggingbroeken
Ik ga naar de hobbywinkel
Laad mijn fietstassen vol met
Penselen
Acrylverf
Olieverf
Kleine canvassen
Houtskool
Een schetsboek
Een verrassing
De laatste hoop?
B
Ze komt ons appartement binnen
Met in elke hand een tas
Geen boodschappen van de supermarkt
En geen kleding
Gelukkig
Ik zie de canvassen onder haar arm
En begrijp wat ze bedoelt
Het gaat niet
A
Probeer het
B
Het gaat niet
A
Dat kan je niet
Nu al weten
B
Morgen
A
–
B
Beloofd
Ik geef haar een kus
Scène 2
A
Vier dagen later
Staan de tassen in de gang
Onuitgepakt
Ik neem ze mee
Laad mijn fietstassen vol
Opnieuw
Rijd terug
Rijd terug
Naar die winkel
Het hoeft niet
Hij hoeft niet
Te schilderen als hij niet wil
Het gaat niet
Probeer het
Heb ik gezegd
Doe het
Heb ik gedacht
Ik neem ze mee
En rijd terug
Doe het
Doe het dan
Godverdomme
Ik neem ze mee
En rijd terug
En ik heb het wel gehoord
Het geclaxonneer
Het was best luid
En ik heb gekeken
En ik heb een moment gedacht
Dat het rood op de stenen
De verf was
Uit de uit elkaar gespatte tubes
Rood vermengd met zwart en blauw
Zoiets
Dat dacht ik
En toen niks meer
B
Ze ligt daar in dat bed
Schoon gewassen, gelukkig
En ik zie het
Ik zie het al
Wat er is
Of beter
Niet meer is
A
Het is meer door zijn blik
Dat ik het zie
Voelen doe ik nog niet
Door de verdoving ook
Waarschijnlijk
Zijn ogen gericht op de deken
Waar maar een voet onder uitsteekt
Scène 3
B
Ik zit aan de keukentafel
En ik eet een ei
Dat ik net zelf bakte
In de pan
Ik kan me niet herinneren
Wanneer ik het laatst
Een ei bakte
Achter het fornuis stond
Ik huil
Ze is hier niet
Ze is niet
Hier
Nu ik haar wil vertellen –
En niet hier
Wanneer ik iemand wil vastnemen
U wil vastnemen
A
Kom hier
En hij vult de leegte onder het laken op
Door bij mij
In het ziekenhuisbed te liggen
B
Ik ben elke dag bij haar
Ik slaap niet hier
Maar ik kom als ik wakker ben
Ik ga iets doen
Ik wil –
Ik weet niet
Ik moet iets doen
Opnieuw
–
Als ze slaapt
Ga ik weer weg
Deel III
Scène 1
A
Deel drie
B
Ik heb iets geraakt
Denk ik
Ik weet niet wat
Een vuilbak
Een paaltje
Dat hoop ik
Dus ik ga kijken
En daar ligt een kat
En een paaltje
Maar vooral de kat
A
Ge moogt blij zijn dat het geen mens was
Dat gebeurt ook
B
–
A
Wacht nog maar even
Voor ge de baan op gaat
B
Ik kijk naar haar voet
Dan naar die van mijzelf
A
Hij volgt rijlessen
En ik weet niet
Of ik het hem verwijt
Of gun
Als ge maar uitkijkt
Dat denk ik dan
Maar of ik zal meerijden
Dat weet ik niet
Scène 2
A
Ik zit aan het raam
En kijk uit over de stad
Hij is moeten stoppen
Met die rijlessen
Hij zit nu hier
In dit wit gebouw
Opgesloten
Nu ja, niet echt eigenlijk
Maar ik kan mij voorstellen
Dat dat zo voelt
Hoewel
Hij koos het zelf
Hij past hier niet
B
Waar denkt ge aan?
A
Hij is wakker
B
Waar denkt ge aan?
A
Ik kijk uit over de stad
Zeg ik hem
Ik draai me niet om
Hier tegenover staat een vrouw op het dak
Ze kijkt naar mij
Ik zie mezelf
In de weerspiegeling van het glas
Ik kijk naar hem
Hij ziet haar niet
Kom
We gaan eten
Scène 3
A
Zijn baard hangt vol kruimels
Wanneer we eten
In de cafetaria
Ik pluk er een uit de haren
En vind dit dicht genoeg
Tegen de wang
Quasi hetzelfde, toch?
Doe een wens
B
Ze geeft me de kruimel
Hier moet ik over nadenken
Scène 4
B
Kom
A
We lopen door de gangen
Het gaat niet snel
Maar we lopen
B
En ik besef
Dat dit de eerste keer is
Dat ik uit de kamer kom
Samen met haar
De gangen zijn kaal
Net als vele mensen hier
A
We ontwijken verpleegsters
Ik weet niet of dit mag
Het is heerlijk
Zijn hand in de mijne
B
Liefde is een onmogelijk verlangen
Dat wordt gezegd
Maar ik verlang toch
En dat is het enige
Wat ik weet
A
Niemand houdt ons tegen
Geen verpleegster
Geen receptioniste
B
We blijven niet lang weg
Gewoon wat frisse lucht
Het antwoord dat ik klaar heb
A
Er is bijzonder weinig beweging
Aan de inkomhal
Althans binnen
Want buiten hoor ik sirenes
B
We kunnen niets zien
Doorheen die mensenmassa
A
Ik vraag mij af
Terwijl wij daar staan
Of verbeelding
Ons van het leven kan beroven
Weer boven in zijn kamer
De vrouw op het dak is weg
Scène 5
B
Het is warm
De zon broeit
De ramen kunnen de warmte
Niet meer buiten houden
A
Het weer is prachtig
Zelfs zijn short is te warm
Met ontbloot bovenlijf
Zit hij op bed
B
Ik kijk naar haar
Ge hebt een lange broek aan?
Warmere schoenen kondt ge niet vinden?
A
Ik haal mijn schouders op
Tja
Sorry
B
Ik mag hier vertrekken
A
Hij wordt ontslagen
B
We gaan naar zee
In het weekend
A
Het zal u goed doen
Uitwaaien en zo
B
Ge gaat toch mee?
A
–
B
De kruimel
Ik mocht een wens doen
A
Ik kan niet
B
Waarom?
A
Ik staar naar de grond
Met mij kunt ge niet
Naar zee
B
Waarom kunt ge niet?
A
Kijk dan naar mij
B
Ik draag u op mijn rug
Het water in
We horen ʻHeart with No Companionʼ van Leonard Cohen
Met deze tekst won Matilde Quirynen de tweede prijs van Write Now! Antwerpen. Lees wat de jury van haar tekst vond in het juryrapport.