Gedichten – Emma van Hooff
ik laat rimpels in haar achter
spoel de bewegingen terug naar het wiegen
handen even groot als druiven zonder pit
ze hoeven nog niets vast te houden
ik vind mijn moeder terug in de supermarkt
niet op ooghoogte maar bij merkloze tortilla’s
waarvoor gebukt moet worden
in het vrieshok schiet de kou in mijn borsten
maakt ze korrelig als afbrokkelend strand
ik leg mezelf denkbeeldig als eiland in haar
af en toe spoelt ze aan of kruipt ze weg
laat ze mij groot en doorweekt achter
ben ik altijd omringd
een plastic rietje wordt bij mij naar binnen geduwd
ze zegt als je denkt dat je verdrinkt blaas jezelf dan tot reddingsvest
zo hoeft ze me niet langer te dragen
ik strek mijn been uit naar de schappen met zoet beleg
de flesjes honing schieten open plakken ons beiden aan de grond
mijn armen als een klittebandsluiting om haar middel
mijn mond recht boven haar gezicht
ik laat rimpels in haar achter
hoor het suizen van de zee
en we zwemmen
vloeibaar en zonder plooien
zullen we doorgaan
de benen als duikboten het water in
en we zwemmen
onderwater zijn we blauw glinsterend naakt
houden we elkaar boven het hoofd
als prijzen die we winnen
leggen we onze buiken als eilanden in het water
waar garnalen om onze navel krullen
haren kronen om ons gezicht
en we zwemmen
in rondjes steeds ronder voller
tot ons ventiel op knappen staat
we zijn luchtbedden die kraken onder gewicht
en houden rekening met de dode hoek
onze nekken stijf
van over schouders kijken
en we zwemmen
we blazen lucht in de grond de rotsen en elkaar
staan bol vangen op
wijden uit zijn ongevaarlijk
en we zwemmen
tot een onderstroom
een groot kabaal
onze longen
zoals het koraal
op de bodem
verkruimelen
*
ik heb een hengel uitgeworpen
vang een kabeljauw die koorddansen kan
de vis geeft een showtje weg aan mijn draad
voor hij met een salto in het water plonst
al mijn levend lokvoer gooi ik
in de golven die hij achterlaat
de wormen zullen even kronkelen
voor ze zich tot nullen rollen
de kabeljauw kijkt ze aan
wanneer ze als luchtbellen
naar beneden gaan
aas in de vorm van opduikringen
mijn lange dunne lichaam leg ik
als een rolletje aan de graskant
kijk mijn hersens ze zijn mooi roze
maar vallen niet te temmen
hier een punt voor jou
in mijn best gelukte fantasie ben ik wandelend gebak
snij stukken af is er genoeg voor iedereen
mijn ogen dr oetker eetbare parels
om gezichtjes mee te versieren
een spuitzak in mijn mond perst woorden
als toefjes de straat op
zoete hondendrolletjes die je op moet ruimen
geurige hapjes om weg te gooien
besta ik uit zeven lagen knapperig deeg
waar je krakend doorheen bijt
laat kruimels achter op je schoot
is mijn haar fijn te draaien als een suikerspin
waar je een bolletje van sabbelt
een zenuwachtige pluis op je tong ik knetter na
mijn lippen van roze marsepein blijven naar adem happen
de onderste laag is vol met water gelopen
in mijn bodem zijn geen gaatjes geprikt
een buik die inzakt wanneer je me te vroeg uit de oven haalt
ik ben een zompig geheel dat beter ruikt dan het smaakt
en hoe hard je het nieuwe beslag ook met je garde klopt
ik blijf geschifte room die niet meer stijf wordt
waakborsten
je droogt jezelf bij het hemdje aan de waslijn
als iets dat nog vouwen heeft maar wel al naar frisse meisjes ruikt
bijna klaar is om een lichaam te bedekken
je borsten staan bol als waterballonnen
hij vouwt er twee hondjes van
als je diep inhaleert klinkt er geblaf
hij drukt zich tegen je aan sust ze met dierlijke likken
je ziet in hem een onderbroek jij de vleugels van het maandverband
om zijn randen heen geplakt
de hondjes blaffen nog eenmaal voor ze kapot knappen
je probeert het water dat uit je stroomt op te vangen
waren handen maar waterdichte bakjes
vanboven bekijk je de bungelende zakjes
zo hangen je longen er na een dagje schreeuwen bij
nu ben je eindelijk plat genoeg om deze omhelzing
tussen de armen van een wasknijper te schuiven
wat we over mij kunnen zeggen
dit lichaam zwaait licht
mijn armen twee tegen elkaar gedrukte reepjes kitkat
je tekent een sixpack op mijn buik
dat is de vrouw die gezien wil worden
dat is de vrouw die bloot mag zijn
kindertanden breken ik slik door
brokken chocolade of bot
hier heb je mijn navel als je daar een gat in maakt
verschrompel ik als een leeggelopen ballon
word ik weer een ongeboren baby
met een viltstift trek je een droomomvang
zo groot zo rond alsof er geen begin is
zo mag ik worden zo wil ik passen
je ziet niet hoe ik tegen een prikpen loop
mijn huls lek steek een harde knal
en plots ben ik naakt blauw
mijn deuken zichtbaar
ik bijt een kauwgombal kapot
kauw met kindertanden tot het rekbaar is
en in de deuken past
plak er jouw vingers tegenaan
zo moet het voelen een meisje te aaien
**
Dit is de finale-inzending van Emma van Hooff. Eerder won ze met haar gedichten de eerste prijs bij de voorronde van Write Now! Rotterdam. Bekijk hier de andere finalisten en lees hun inzendingen.
Emma van Hooff (1997) studeert poëzie aan de Schrijversvakschool in Amsterdam. Ze trad onder andere op bij Mensen Zeggen Dingen en Frontaal en ze stond dit jaar in de halve finale van het NK Poetry Slam. Haar werk was onder andere te lezen in Tijdschrift Ei en De Optimist. Momenteel schrijft ze mee aan een theatervoorstelling op locatie.