De zevende brief – Anna Dijk
De zevende brief ligt de dag na mijn negentiende verjaardag op de mat. Ik kom hem tegen als ik naar buiten wil gaan. Een hoek van de rode envelop steekt uit tussen een lokale krant en post voor mensen die al lang niet meer in dit huis wonen. Ik had niet nog een brief verwacht, en twijfel of ik hem op zal rapen. Maar ik wil ook niet dat een huisgenoot hem vindt, dus stop ik hem in mijn zak en vertrek.
Ik hoef nergens heen vandaag en dwaal maar wat rond. Ik voel me nog steeds een toerist in deze straten, met hun vreemde bochten en uithangborden. Hoe lang moet je ergens wonen voor je je omgeving niet meer ziet, maar voelt? De geest van mijn vader is in elk geval meeverhuisd, ik zie hem overal schuilen achter bomen en wegkruipen in steegjes. Sommige dingen veranderen nooit.
Als ik bij een kanaal aankom, ga ik op een bankje zitten. Het is verrassend stil hier. Er hangt een lome warmte in de lucht, alsof de zomer zich nog een keer uitrekt voor ze gaat slapen.
Ik haal de envelop tevoorschijn. Hij ziet er precies zo uit als de andere zes: rood papier van goede kwaliteit. Papier dat de tijd doorstaat. Geen afzender, geen ontvangstadres, geen postzegel. Alleen, in dat vertrouwde handschrift, ‘Voor Naomi’.
Ik moet hem weggooien, denk ik. Maar dat zal ik toch nooit doen.
De eerste brief kwam de dag nadat mijn vader vertrok. Ik heb hem nooit gelezen.
Toen ik wakker werd, was het huis stil. Op mijn nachtkastje lag een rode envelop. Ik liet hem liggen. Geen idee waarom, misschien omdat ik wilde weten waar de stilte vandaan kwam.
Die kwam uit de keuken, de radio stond uit. Ik zette hem aan en ging bij mijn moeder aan de keukentafel zitten. Ze zei niks. Dat was ik wel gewend, dus praatte ik zelf gewoon. Dit was mijn favoriete liedje, hoewel ik de tekst niet kon verstaan. We hadden een nieuw project op school over ruimtevaart. Vanochtend lag er een rode envelop op mijn nachtkastje.
Toen ik dat zei keek ze me aan. In haar ogen stond zo’n grote mensenblik. Zo’n blik dat als je vraagt: ‘Wat is er?’, grote mensen antwoorden met: ‘Daar kom je wel achter als je groot bent’. Ik geloof niet dat ik wilde weten hoe dit voelde, ook als ik later groot was.
Na het ontbijt fietste ik naar school. Onderweg bedacht ik me dat ik mijn vader nog niet had gezien. Toen ik ‘s middags thuis kwam was hij er nog steeds niet, en de brief was ook weg.
De tweede brief kwam een paar maanden later. Ik herkende de rode envelop en nam hem mee naar boven voor mijn moeder hem zag.
Ik had geen idee waar mijn vader was. Als ik mijn moeder naar hem vroeg, liep ze de keuken uit en kwam een paar minuten later terug met rode ogen. Als ik boos werd, keek ze weg en als ik vervolgens moest huilen pakte ze me vast. Ze omhelsde me zo stevig dat ik bijna niet kon ademen, net zo lang tot ik rustig was. Maar haar mond bleef dicht.
In mijn dromen zat hij op een onbewoond eiland, omgeven door vreemde diersoorten en beleefde hij elke dag een nieuw avontuur. Of hij was ontvoerd, of een superheld, of op een hele saaie zakenreis waar het zo druk was dat hij geen tijd had om te bellen. Het enige wat hij kon doen was deze brief schrijven.
Het duurde lang voor ik de envelop open had. Ik wilde het papier niet beschadigen en mijn vingers beefden. Toen het eindelijk gelukt was, kwam er één vel papier uit.
Lieve Naomi,
Jij hebt je opa nooit gekend. Dat heb ik altijd jammer gevonden, want mijn opa was heel belangrijk voor me. Ik bezocht hem bijna elke week, of hij ons. Vaak om in de tuin te helpen. Hij was een voorzichtige tuinman, maar op een herfst, toen ik acht of negen was, stond hij voor de deur met een krat irisbollen en zei: ‘Deze gaan we overal planten.’
We waren er de hele middag mee bezig. Ik vroeg maar niet of hij toestemming aan mijn moeder had gevraagd.
Die winter overleed hij. De dood kwam zonder aankondiging. Ik weet niet meer hoe ik die tijd ben doorgekomen, alleen dat op een dag toch het voorjaar aanbrak. En vlak daarna, ergens in maart of april keek ik uit het raam en zag dat de hele tuin vol irissen stond.
Liefs,
je vader
Ik las de brief wel twintig keer, maar dit was echt alles wat er stond. Geen details over waar mijn vader was, geen uitleg of belofte dat hij binnenkort weer terug zou komen. Alleen een verhaal, en ik snapte er niks van. Was hij dood? Of was het een code? Ik hoopte het. Elke avond, als ik niet kon slapen, las ik de brief in de hoop dat ik hem zou begrijpen, maar het enige wat ik achterhaalde was dat ik te dom was om hem te ontcijferen.
Er kwamen meer brieven. Eén ging over Yves Klein, die de hele wereld afreisde op zoek naar de perfecte kleur blauw. In die daarna stond het verhaal van een man die in de achttiende eeuw werd opgepakt omdat hij beweerde rupsen in vlinders te kunnen veranderen. En die daarna vertelde over de mythe dat lemmings massaal zelfmoord plegen.
Ik verborg ze op mijn kamer, in een kistje waar ze precies in pasten. Eens in de zoveel tijd haalde ik ze eruit en las ze opnieuw. Ik probeerde verschillende manieren uit om de code te kraken, en zat uren op Google om de metaforen die erin stonden te ontcijferen. Ik wilde het wel loslaten en het mysterie omarmen voor wat het was, maar het lukte niet. Soms stond ik uren voor het raam en keek net zo lang tot ik overal schimmen zag wegduiken en alle auto’s op die van hem leken.
Ik hoopte dat hij op het punt stond om me hiervandaan te redden, of om uit te leggen wat er was gebeurd. Ik hoopte dat er een reden was.
De zesde brief kwam toen ik zeventien was. Ineens had ik een vriendin.
Sinds mijn vader vertrok bracht ik het grootste deel van mijn tijd thuis door, aan de keukentafel. Als mijn moeder beneden de winkel had afgesloten kwam ze bij me zitten en kookte of deed de administratie. We hadden een stille taal ontwikkeld die me na al die jaren net zo vertrouwd was als de gedachten in mijn hoofd. Andere mensen waren in vergelijking zo luid dat ik ze meestal ontweek.
Maar Maaike kon ik niet ontwijken. Op een dag kwam ze naast me zitten en ze ging niet meer weg. In plaats daarvan maakte ze me aan het lachen en vroeg of ik zin had om bij haar thuis te gamen. De eerste keer dat ik bij haar was, was het geluid overweldigend. Maaike had drie broers en er was constant geschreeuw, geruzie en gelach.
Maar na een paar keer kwam ik thuis en ineens was de stilte net zo luid als op die ochtend, zes jaar geleden. In de keuken zette ik de radio aan. ‘Hey Jude’ speelde, en ik luisterde. Ergens in mijn hoofd opende een deur naar een kamer die ik helemaal vergeten was.
Toen het nummer was afgelopen hoorde ik een klik. Mijn moeder had de radio uitgedaan. Even keek ze me aan, toen draaide ze zich om en liep te keuken uit. Ik wist dat ik een regel had geschonden, en een paar minuten later, toen ze met rode ogen terugkwam, dat ze me had vergeven. Maar ineens begreep ik niet meer wat ik verkeerd deed. Onze stille taal had geen woorden voor wat ik wilde zeggen dus zette ik de muziek weer aan.
Ze keek op.
‘Is er wat?’ vroeg ik.
Even opende ze haar mond, maar sloot hem weer voor er geluid uit kon komen. Ze draaide de kraan open om de afwas te doen.
Ik zette de muziek harder, gewoon om te kijken wat er zou gebeuren.
Ze draaide zich om, beende op me af en zette de radio uit. Geen uitdrukking.
Aan.
Uit.
Aan. Ik genoot hiervan.
Uit.
Aan.
Ze liep weg.
Ik riep haar na. ‘Is dit het dan? Je gaat niks zeggen? Ik ben de laatste tijd nauwelijks thuis. Weet je waarom? Maakt het je überhaupt uit?’
Ze liet kalm de borden en glazen in het sop zakken.
‘Zelfs pap heeft meer woorden voor me over, en hij is er niet eens.’
Een glas glipte uit haar hand en brak. ‘Je vader?’
‘Ja, hij schrijft me brieven.’
Ze keek me aan, en even glimlachte ze, bijna onzichtbaar, toen verdween ze weer.
Ik gaf op, vertrok naar mijn kamer en zette ‘Hey Jude’ op repeat. Ik sloot mijn ogen en wandelde in mijn hoofd naar de vergeten kamer. Daar ging ik zitten, omringd door niets dan de muziek.
De zesde brief kwam vlak daarna.
Dag Naomi,
Laatst moest ik denken aan ‘Hey Jude’.
Weet je dat Paul McCartney dat schreef voor de zoon van John Lennon? McCartney was de enige Beatle die bij Johns vrouw en zoon langsging toen hij hen verliet voor Yoko Ono. In de auto naar hen toe bedacht Paul de zin “Don’t make it bad, take a sad song and make it better.”
Toen John Lennon het liedje voor het eerst hoorde, had hij niet door dat het voor zijn eigen zoon bedoeld was. Hij hoorde de zin “You were made to go out and get her” en dacht dat het een aanmoediging was om met Yoko Ono te trouwen.
Liefs
De brief was niet ondertekend, maar dat hoefde ook niet. Ik nam hem mee naar
beneden en zocht in de administratiekast naar een document dat mijn moeder met de hand had geschreven. Dat duurde niet lang.
Daarna zat ik aan de keukentafel tot ze de winkel had afgesloten. Toen ze binnenkwam, zag ze me zitten. De brief, de rode envelop en de handgeschreven documenten om me heen.
Ze zag me en zei niets.
Op het bankje aan de gracht open ik de envelop van de zevende brief en lees.
Lieve Naomi,
Heb je ooit gehoord van Ridder Parcival? Hij was op zoek naar de Graal. Tijdens zijn omzwervingen kwam hij langs het kasteel van de Visserskoning Anfortas. De koning was ziek, maar Parcival dacht dat het onbeleefd was om te vragen wat hem scheelde, en zweeg.
’s Nachts aanschouwde hij een vreemd ritueel en de volgende dag, toen hij het kasteel verliet, zag hij het voor zijn ogen verdwijnen. Pas toen realiseerde hij zich dat hij tijdens het ritueel de Graal had gezien en dat hij hem had kunnen krijgen als hij mededogen had getoond door de koning te vragen hoe het met hem ging.
Liefs,
mij
Als ik de brief laat zakken zit er iemand naast me. Tegen beter weten in denk ik, hoop ik, even dat hij het is. Het is mijn moeder, ze glimlacht.
Ik kijk naar haar, ze ziet er anders uit. Het late middaglicht tekent rimpels op haar gezicht die ik nog niet ken. Ik vraag me af wanneer ik haar voor het laatst zo heb gezien, buiten op een bankje in de zon.
‘Je zal wel veel vragen hebben,’ zegt ze.
Ik open mijn mond, maar sluit hem weer. Het is te veel.
‘Ja,’ zegt ze. ‘Ja. Dat is ook zo.’
**
Dit is de finale-inzending van Anna Dijk. Eerder won ze met haar verhaal ‘Monnik bij de zee’ de eerste prijs bij de voorronde van Write Now! Groningen. Bekijk hier de andere finalisten en lees hun inzendingen.
Anna Dijk (1995) is op veel verschillende manieren bezig met lezen en schrijven. In 2017 rondde ze haar bachelor Nederlands af in Groningen, daarna nam ze een tussenjaar om zich meer op schrijven te focussen. Dit deed ze onder andere door het eerste jaar van de Schrijversacademie te volgen. Daarnaast was ze voorzitter van Literair Dispuut Flanor.