Bedtijd – Ceren Uzuner

De vader van Mina had een atelier waar fruitkistjes in elkaar werden gezet, aan de rand van de vallei. Mijn neven stroopten de mouwen van hun bloezen op, gingen aan de slag met het kleinmaken van grof hout. Het moesten planken worden. Een bodem voor de fruitkistjes. Zodra de planken recht gesneden waren, ving mijn nicht ze op. Ze timmerde er de nodige spijkers in, en gooide de constructie door naar mijn oom die op iedere hoek van het kistje een scharnier zette voor versteviging en ze op de wagen laadde om de vracht later op de dag te verkopen aan de marktkoopmannen in de stad. Mina en ik moesten onszelf zien te vermaken.
Wij willen ook helpen, pap,’ zei Mina.
‘Ga maar naar oma,’ zei mijn oom. ‘Die heeft vast nog wel iets voor jullie.’

Er kwam een hittegolf aan en iedereen in het dorp sprak erover. De hanen kraaiden hun longen uit naar de zon. Mina wees naar de fruitbomen die in elke tuin volop in bloei stonden. Hazelnoten, walnoten, vijgen, appels, peren, het hield niet op. De komkommerplanten overwoekerden rondom elk balkon. Mijn oma wikkelde een druivenstruik door de spijlen van het hek voor haar veranda. Ze boog zich naar ons toe.
‘De bakker komt zo,’ fluisterde ze.
Haar hand verdween onder de kraag van haar shirt en tastte naar haar borst terwijl ze schichtig om zich heen keek. De stof bolde op, alsof er een klein knaagdier onderdoor liep en zich een weg naar buiten probeerde te banen. Mina begon te giechelen.
‘Hier,’ zei mijn oma. Haar shirt zat weer recht. ‘Neem twee broden mee voor
vanavond, en zonnebloempitten voor opa. Zonder zout.’
Ze stak een briefje van tien naar me uit. Het voelde nog warm toen ik het aanpakte.

De bakker reed toeterend de weg langs het dorp op. Zijn grijze vierkante wagen kwam tot stilstand bij de triplex villa tegenover het huis van mijn oma. Er zat een vrouw achter de balustrade van de tweede verdieping. Ze keek me strak aan. Ik kon haar het woord ‘Europeaan’ bijna horen denken.
‘Wie is dat?’ fluisterde ik.
‘Groottante Semiha,’ fluisterde Mina. ‘Ze zit vaak op het balkon met haar wandelstok tussen haar rok geklemd.’
‘Waar is haar man?’
‘Dood.’
‘Onze Siamese tweeling,’ zei groottante Semiha vanaf boven. ‘Altijd samen, altijd
samen.’
Er klonk een krakend geluid. Ze steunde met één hand op haar wandelstok en legde de rug van haar andere op haar stuitje terwijl ze overeind kwam. Ze pakte iets wat vastzat aan een touw en liet het langs het balkon naar beneden zakken. Een mandje.
‘Daar moet een brood in,’ zei ze.

Mina trok me mee de tuin in. Ik vond het mooi hoe ze bewoog, alsof niets haar kon raken. Ze was snel. Ik hield me in omdat ik bang was per ongeluk iets te vertrappen. Ze liet me zien hoe je de hazelnoten moest doppen na het plukken. Soms kwam er een oorwurm uit die me deed schrikken. Ik gooide het bosje hazelnoten van me af. Mina keek er niet meer van op. Ze zakte op haar hurken, legde haar palm plat op de grond en liet de oorwurmen gaan. Verderop slalomde een kip tussen de maïskolven door om te ontkomen aan de haan die haar opjoeg.
‘In dit deel van de tuin is de meeste schaduw,’ zei ze.
‘Het is nog steeds heel warm,’ zei ik.
Ze wees naar de struiken. De bramen waren rijp, de frambozen ook, maar we hadden geen bakje meegenomen. We hadden allebei geen zin om terug te rennen, dus trok ik de onderkant van mijn witte shirt naar voren tot er een kuil ontstond waar de bramen in konden.
‘Dit is mijn fruitbuidel,’ zei ik.
Mina ging zitten en pakte er maar een klein deel uit.
‘Ik kan er nog de hele zomer van eten,’ zei ze. ‘Jij gaat weer weg.’
‘Dat is niet eerlijk,’ zei ik.
‘Nou en,’ zei ze. Ze prikte haar vinger in mijn navel.

Mijn oma sloeg een hand voor haar mond toen ze mijn T-shirt zag.
‘Nu in bad,’ zei ze. ‘Hup, hup, hup.’
Ze liep gehaast naar het einde van de hal en pakte twee handdoeken uit de kast. Mina ving ze op.
‘En opschieten,’ zei mijn oma. ‘Ik ben al bezig met het eten. De rest komt zo.’
Mina keek me aan. Haar wimpers kleefden aan elkaar door het water. Haar haar leek strak naar achteren gekamd waardoor haar gezicht groter leek. Haar hals was verbrand. Ik trok mijn knieën op. Ze zette haar handen aan de badrand en stond op. Ik keek naar de belletjes in het sop. Ze leken op bramen. Mina draaide haar rug naar me toe en ging weer zitten. Ze sloeg het washandje over haar schouder.
‘Wil je mijn rug inzepen?’ vroeg ze.
Ik tekende rondjes op haar huid, veegde het washandje van moedervlek naar moedervlek als een tekening waarbij je genummerde stippen moet verbinden. Bij haar onderrug stopte ik.
‘Ga je mee?’ vroeg ik. ‘De rest komt zo.’

Mijn oma had genoeg gekookt voor een weeshuis. De familie stroomde binnen.
‘Je hebt je weer uitgesloofd, schoonheid,’ zei mijn neef.
Hij drukte in het voorbijgaan met overdreven veel geluid een kus op mijn oma’s oor. Ze deinsde terug, waarop mijn neef hartelijk begon te lachen.
‘Wacht maar tot ik je een oorvijg verkoop,’ zei mijn oma.
‘Ik heb nog wel wat kistjes liggen voor die vijgen,’ zei hij.
Ze schudde haar hoofd. Er steeg damp op uit de pannen op tafel. Mijn oom nam plaats op de kruk aan de kop. Hij had een handdoek in zijn nek liggen waarmee hij om de zoveel tijd het zweet van zijn voorhoofd depte, alsof eten voor hem topsport was. Mina keek naar haar bord.
‘Die zoon van je lijkt te veel op zijn grootvader,’ zei mijn oma tegen mijn oom.
‘Die landt nog wel op zijn pootjes,’ antwoordde hij, voordat hij zich naar mij draaide.
‘En, vind je het leuk hier?’ vroeg hij.
Zijn vork piepte op het porseleinen bord. Ik knikte.
‘Mina heeft me heel veel laten zien,’ zei ik, maar ze keek niet op.
‘Mooi, mooi,’ zei hij terwijl hij naar de watermeloen op de schaal voor hem keek.
Ik had nog nooit iemand zo gretig en slurpend zijn gezicht in een stuk watermeloen zien duwen. De pitten liet hij met zijn lippen getuit één voor één op het bord vallen. Het leek op een flauwe circusact.

‘Zie ik je morgen in de tuin?’ vroeg ik.
‘Ik wacht met vier ogen op je,’ zei Mina.
Door de speakers klonk een stem. De imam luidde het avondgebed in.
Mina draaide zich om en verdween tussen het geluid dat de krekels maakten.

**

Dit is de finale-inzending van Ceren Uzuner. Eerder won ze met haar verhaal ‘Voicemail’ de tweede prijs bij de voorronde van Write Now! Rotterdam. Zij is één van de vijf wildcardwinnaars. Bekijk hier de andere finalisten en lees hun inzendingen.

Ceren Uzuner (1997) studeert Creative Writing aan ArtEZ en schrijft zowel proza als poëzie. Eén van haar tweets verscheen in de bundel ‘Dit Is Waarom Mensen Op Twitter Zitten’. Voor een visuele en tekstuele impressie van haar leven in maximaal 280 tekens, kun je haar op Twitter en Instagram vinden onder de gebruikersnaam: @vogelvuur.

Deel deze pagina:

De oogst