Alaska – Jordi Lammers

Pedro zag meteen dat het stelletje iets van plan was. Meestal bleven tieners van hun leeftijd eerst een tijdje bij de zonnebrillentoren plakken om vervolgens door te lopen naar de chipsafdeling. Dit koppel, daarentegen, doorkruiste de hele winkel terwijl ze af en toe zenuwachtig over hun schouder keken. De jongen ging verstopt achter een grijze sweater die zo groot was dat zijn mouwen over zijn handen vielen en het meisje had steil rood haar en een ringetje in haar neus. Ze deden hem aan een film denken die hij een tijd geleden had gezien, een verhaal over twee tieners die van huis waren weggelopen om zonder plan en bestemming de wereld rond te reizen. Uiteindelijk werden ze na twaalf dagen bij een benzinestation herkend en door hun ouders opgehaald, bang voor de straf die hen boven het hoofd hing, maar ergens ook wel blij dat ze na een noodgedwongen dieet van borrelnootjes en chocolademelk weer iets lekkers op hun bord zouden krijgen.

Pedro was gek op films, maar vaak was hij na een dag werken te moe om er een te kijken. Bovendien had zijn moeder een hekel aan alles wat ook maar een beetje met Amerika te maken had. Zodra hij de televisie aanzette, begon ze een ranchera te zingen met de bezieling van een stamhoofd die een geest verjaagt. Dat kon soms wel een half uur doorgaan, en het enige wat hij dan kon doen was wachten tot ze moe werd en in slaap viel. Dan bracht hij haar naar bed en bleef hij nog een paar uur beneden zitten om met een biertje in zijn hand herhalingen van sportwedstrijden te kijken tot ook zijn ogen dichtvielen.

Nu moest hij opletten, positie kiezen. De tieners bewogen zich naar de afdeling met de tandpastatubes, deodorantbussen en andere cosmetische producten en hij sloeg het aanliggende gangpad met de frisdrankflessen in vanwaar hij een goed beeld van de situatie had.

Toen gebeurde het.

De jongen keek nog even achterom en griste toen een pak condooms van de schappen die hij razendsnel in de buidel van zijn sweater wurmde. Pedro balde zijn vuist. Hij wachtte geen seconde en liep op een snel tempo naar de jongen toe om recht voor zijn neus halt te houden en zijn vaste zin uit te spreken: ‘jullie mogen even met me meelopen.’

Een ogenblik staarden de tieners elkaar aarzelend aan. Als ze weg wilde rennen, moesten ze het allebei doen, tegelijk.

‘Sorry,’ zei de jongen, ‘maar waarom precies?’

‘Dat weet je heel goed,’ zei Pedro, ‘meekomen.’

‘Nee,’ zei de jongen, ‘dat weet ik helemaal niet heel goed.’

Het meisje pakte de mouw van haar vriendje vast alsof ze ieder moment om kon vallen.

‘Ik vraag het nog een keer,’ zei Pedro, ‘of jullie lopen nu vrijwillig met me mee, of ik zorg dat jullie meelopen. Begrepen?’

Even later staarde het tweetal met kleine, rode ogen naar het pak condooms dat Pedro op tafel had gelegd. Ze zaten in het keukentje, een kleine ruimte achterin de winkel, gevuld met een tafel, een aanrecht en een magnetron waarvan de knopjes het de ene keer wel en de andere keer niet deden, een wisselvalligheid waarvan de werknemers al jaren naar de onderliggende oorzaak zochten. Steeds als iemand het probleem dacht te hebben ontrafeld en bijvoorbeeld zei dat het aan de warmte lag, bracht iemand anders weer in dat het ding in de winter even grillig functioneerde en begon de discussie weer van voor af aan. Pedro was de enige die niet naar een verklaring zocht. Hij omarmde de situatie en nam zo min mogelijk opwarmmaaltijden mee. Meer kon hij niet doen.

Hij bekeek de paspoorten die de tieners hem met tegenzin hadden overhandigd. Ze bleken Emma en Mason te heten en in beide gevallen was er naast de naam een fotootje te zien waarop de tieners er fris en verzorgd uitzagen, alsof hun ouders er die dag op hadden aangedrongen dat ze een beetje toonbaar voor de lens zouden verschijnen. Van die inbreng was nu niets terug te zien. Hij gaf de namen door aan de politie en pakte ondertussen een banaan uit het keukenkastje.

‘Kan ik jullie iets te drinken inschenken,’ vroeg hij nadat hij had opgehangen. Nu de politie er aankwam, kon hij het maar beter gezellig maken.

‘Doe maar cola,’ zei Emma.

‘Voor mij hetzelfde,’ zei Mason, ‘en als je toch bezig bent, een zak chips gaat er ook wel in.’

Na deze poging om hem uit te dagen, vond Pedro het des te leuker om daadwerkelijk een zak paprikachips uit het keukenkastje te pakken die voor zijn ogen open te scheuren. ‘There you go.’

Met een triomfantelijke blik ging hij tegenover hen zitten. Hij legde zijn handen op tafel en vroeg wat hun hobby’s waren. Een stilte volgde. Mason werkte de chips naar binnen en Emma lag met haar wang op het tafelblad. Dat ze geen antwoord gaven, vond Pedro geen probleem. Hij hield wel van een beetje uitdaging. Hij leunde achterover in zijn stoel, nam een hap van de banaan en staarde naar de enorme landkaart van Alaska die de wand achter het tweetal vulde. Het was de enige vorm van decoratie in dit verder praktisch ingerichte kamertje. Waarom het hier hing, kon Pedro niet zeggen, hij had er nooit naar gevraagd en meestal zag hij het niet eens. Maar nu het eenmaal zijn aandacht had gegrepen, kon hij zijn blik er nauwelijks nog van afwenden. Het zuiden vermeldde enkele plaatsnamen, verder was de kaart zo goed als wit.

‘Je hebt gel in je haar,’ zei het meisje opeens, ‘het glimt helemaal.’

Haar opmerking kwam zo uit de lucht vallen dat Pedro niet meteen een antwoord paraat had.

‘Woon je nog bij je ouders?’

‘Hoezo?’

‘Getrouwde mensen dragen geen gel in hun haar. Ik zou het nooit goed vinden als Mason zoveel spul op zijn hoofd smeert.’

Pedro staarde naar haar vriendje.

‘En daar trek jij je iets van aan?’

De jongen met de lange krullen haalde zijn schouders op, legde zijn hoofd in zijn nek en goot het laatste beetje cola naar binnen. Daarna wierp hij het blikje in de prullenbak en vroeg hij waarom Pedro voor zoiets kleins de politie had gebeld.

‘Simpel,’ zei Pedro, ‘dat hoort bij mijn baan.’

‘Dat vind ik te makkelijk.’

‘Het is de waarheid.’

‘Niet helemaal. Je kunt er ook voor kiezen om niet de politie te bellen. Het is en blijft een keuze.’

Dat betweterige toontje, die zelfingenomen blik, Pedro had zich als tiener nooit zo durven te gedragen als deze jongen, het zou niet eens in hem zijn opgekomen. Hij ging rechtop in zijn stoel zitten terwijl Mason zijn verhaal vervolgde.

‘Kijk,’ zei de jongen, ‘er zijn vreselijke dingen gebeurd omdat mensen deden wat er van hen verwacht werd. Moorden, oorlogen, noem het allemaal maar op. En al die mensen zeiden wat jij nu zegt: ik deed gewoon mijn werk.’

‘Ho eens even,’ zei Pedro, verbaasd over de bizarre wending die het gesprek had genomen, ‘jullie kiezen ervoor om condooms te stelen. Ik zorg er alleen voor dat mensen de volgende keer betalen. Laten we de boel niet omdraaien.’

De jongen haalde zijn schouders op.

‘Ik zeg alleen dat je als mens altijd een keuze hebt. Meer niet.’

Achter hem leek de kaart van Alaska groter geworden. Zoveel ruimte, zoveel witte plekken. Hoe had hij dit enorme geval kunnen missen?

Op dat moment liep de vaste agent van het winkelcentrum het keukentje binnen, gevolgd door Richard, de eigenaar van de zaak. Hij had zijn dagelijkse kloffie aan: een houthakkersblouse en een spijkerbroek waaruit een donkerbruine zakdoek hing. Werkkleding vond hij onzin. Daarvoor moest je maar in zo’n enorme supermarkt gaan werken. Hij nam de tieners in zich op en wreef in zijn handen.

‘Zo,’ zei hij met een grijns, ‘wat hebben we vandaag in de aanbieding?’

De tieners keken Pedro hulpbehoevend aan, alsof hij de situatie nu nog kon veranderen. Hier had hij altijd een hekel aan. Hij deed wat juist was, rechtvaardig, en toch was hij niet de held maar de dader. Nadat Pedro kort had toegelicht wat er gebeurd was, volgde het tweetal de politieman naar buiten en bleef Pedro alleen met zijn baas over. Hij gooide het overgebleven colablikje en de chipszak in de prullenbak en pakte zijn jas van de stoel. Vijf uur. Tijd om naar huis te gaan.

‘Je bent veel te lief voor die kinderen,’ zei Richard terwijl hij zijn zakdoek over zijn brilglazen liet glijden.

‘Ach,’ zei Pedro, ‘ze krijgen hier al genoeg gezeik mee.’

Hij ritste zijn jas dicht en wees vlak voordat hij de winkel verliet naar de kaart die inmiddels reusachtige proporties had aangenomen.

‘Trouwens, die kaart hè. Waarom Alaska?’

‘Alaska?’ vroeg Richard.

‘Dat staat erop.’

Zijn baas zette zijn bril op en keek er met een peinzende blik naar.

‘Geen idee. Het is al zo lang geleden dat ik het hier heb ingericht. Hoezo?’

‘Gewoon. Het viel me op.’

Met zijn rug naar Pedro toe haalde Richard twee koffiekoppen uit het keukenkastje. Daarna leunde hij tegen het aanrecht terwijl hij de kaart nader bekeek.

‘Nu je het zegt,’ een paar jaar geleden is mijn neef er een bowlingcentrum met zijn vrouw begonnen. Raar verhaal als je het mij vraagt.’

‘Hoe gaat het nu met hem?’

‘Het centrum gaat wel goed, alleen zijn vrouw is bij hem weggelopen.’ ‘Klote,’ zei Pedro.

‘Zeg dat wel. Koffie voor onderweg?’

Pedro schudde zijn hoofd en verliet de winkel. Eenmaal buiten waaide de geur van hotdogs hem tegemoet.

Hij kocht er twee en at ze achter elkaar op onder het tentdoek van het kraampje. Daarna kocht hij er nog een. Over een uur zou hij voor de vierde keer deze week bonenschotel maken, het enige wat zijn moeder nog naar binnen wilde werken. Hij zou er een flinke laag kaas overheen strooien en erop toezien dat ze alles op zou eten. Daarna zou hij de was opvouwen en al vroeg zijn bed opzoeken. Het was een lange dag geweest.

Hij gooide het servetje in de prullenbak en liep langs een zwerver met een draadloos keyboard op zijn schoot. Het ding produceerde een vrolijk deuntje, maar zelf drukte de man geen enkele toets in. Het enige wat hij deed was glimlachen, voor zich uit staren en zien hoe voorbijgangers kleingeld in zijn hoed gooide. Normaal gesproken zou Pedro hem met een afkeurende blik laten weten dat hij een normale baan moest zoeken, maar nu bleef hij voor het bankje staan, luisterend naar de blikkerige klanken die uit het apparaat kwamen. De man had alleen een plastic tas met kleren mee en een kartonnen doos waar het keyboard in paste, verder niets.

Er kon nog van alles gebeuren.

Pedro knikte naar hem, haalde twee dollar uit zijn portemonnee en legde het geld in zijn hoed. Daarna verliet hij het winkelcentrum en mengde hij zich bij de tientallen mensen die hun auto zochten.

Met dit verhaal won Jordi Lammers de derde prijs bij Write Now! Venlo. Lees wat de jury van zijn tekst vond in het juryrapport.

Deel deze pagina:

De oogst