Limonade – Emma Stomp

Er zijn jongens die je kunnen aanraken op een manier die zogenaamd per ongeluk is en Ramon was zo’n jongen. Het was zomer en ik droeg een bloemenjurkje dat je aan de voorkant open kon ritsen. Niemand had dat ooit bij me gedaan, maar ik vond het fijn dat de suggestie er was. Dat er jongens waren die iets te lang naar de ritssluiting bleven kijken, zich voorstelden hoe het zou zijn om hem omlaag te trekken.
We zaten in de tuin van Ramons moeder Nancy. Zo lang ik me kon herinneren waren onze moeders bevriend geweest. Ze lazen elkaar horoscopen voor, bespraken welke kussens het beste bij welk seizoen pasten. Ramon zat tegenover me, zijn lange lichaam onderuit gezakt. Hij had een paar weken in een dierenasiel in Spanje gewerkt en was licht verbrand teruggekomen, zijn armen iets breder dan toen hij vertrok. Het leukste aan Ramon vond ik dat hij iets zachts had, dat hij sieraden droeg en soms opeens dromerig voor zich uit kon staren. We scheelden drie lichtjaren van elkaar.
‘Ik heb me laten inspireren door die Japanse opruimexperts,’ zei mijn moeder. ‘Alle kasten in de woonkamer gaan eruit.’
‘Ik heb daar laatst ook iets over gelezen,’ zei Nancy. ‘Was er niet een vrouw die haar knuffels blinddoeken omdeed?’
Ik wist dat Ramon een vriendinnetje had, dat had mijn moeder me een keer verteld. Ik wist dat ze één jaar ouder was en stewardess wilde worden. De rest verzon ik er zelf bij. Dat ze vrouwelijke rondingen had die ze verborg onder te grote truien. Dat Ramon haar daarmee plaagde, zijn handen om haar heupen legde en haar lichaam aftastte onder haar trui. Hoe ze seks hadden in de badkamer, net voordat zijn ouders thuiskwamen.
‘Je moet vooral op je gevoel afgaan.’ Mijn moeder streek een lok uit haar gezicht. ‘Alles wat in je huis staat moet vreugde brengen.’
Ik schrok toen Ramons voet tegen die van mij aantikte en mompelde: ‘Sorry.’ Meteen daarna vroeg ik me af wiens schuld het geweest was. Of er überhaupt sprake was van schuld. Ramon staarde afwezig voor zich uit.
‘Maar dat werkt toch niet helemaal in de praktijk?’ vroeg Nancy. ‘Ik bedoel, mijn wasmachine is niet iets wat me vreugde brengt maar ik heb hem toch best wel hard nodig.’
‘Het gaat niet om gebruiksvoorwerpen,’ zei mijn moeder, ‘maar om de dingen die je in de loop van de jaren verzameld hebt.’
Ik trok met mijn vingers de bloemen over die op het tafelkleed geborduurd waren.
Toen Ramons voet opnieuw tegen die van mij aantikte keek ik op van het tafelkleed. Ik probeerde oogcontact te maken, wat niet lukte. Het leek net of zijn voeten niet bij de rest van zijn lichaam hoorden.
Ik dacht aan de jongens in mijn klas die maar moeilijk stil konden zitten. Ze trommelden met hun vingers op tafel, tikten met hun voeten op de grond. Maar Ramon bewoog niet vanuit ongeduld. Wanneer hij door het huis liep deed hij dat op een bedachtzame manier, alsof hij deel was van een geheime organisatie.
‘Nadia is begonnen met acteerlessen,’ zei mijn moeder opeens. Ze trok me naar zich toe, alsof ik nu al beroemd was. Voor het eerst keek Ramon me aan. Ik kon niet goed inschatten of hij het interessant vond dat ik met acteren was begonnen of pathetisch.
‘Ik heb ook ooit acteerlessen gehad,’ zei Nancy. ‘We moesten een bal overgooien en onze tekst opzeggen.’
Ze vertelde over haar Zweedse docent die de mensen in haar klas aan het huilen maakte. Het gesprek ging niet langer over mij.
Ik wachtte tot Ramon weer iets zou doen, op een teken van herkenning.
Als ik foto’s van mezelf online zette duurde het lang voordat ik de juiste hoek had gekozen, het juiste filter. Wanneer een leuke jongen op mijn foto reageerde hoopte ik daarna altijd op meer. Alsof mijn foto een uitnodiging was om me mee uit te vragen. Na afloop voelde ik mezelf altijd leeg. Ik had iets van mezelf weggegeven wat ik beter niet had kunnen doen.
Ramon stond op van tafel. Waarom zou hij eigenlijk niet opstaan? Hij was niet als een soort decoratiestuk meegesleept zoals ik. Dit was zijn huis en er waren waarschijnlijk zoveel interessantere dingen die hij zou kunnen doen.
‘Waar ga je heen?’ vroeg Nancy.
‘Limonade maken,’ zei Ramon.
Ik was jaloers dat hij op zo’n vanzelfsprekende manier gebruik kon maken van de ruimte. Ik werd al zenuwachtig als ik met mijn moeder iets ging drinken en ze even naar de wc moest. Dan wist ik opeens niet meer waar ik mijn handen moest laten, of ik mijn benen over elkaar moest slaan of juist niet. Ik keek toe hoe Ramon op blote voeten door het gras heen liep, zijn linkerhand nonchalant in zijn zak gestoken.
‘Ik ga wel even helpen,’ hoorde ik mezelf zeggen.

Ramon stond tegen het aanrecht geleund, zijn telefoon in zijn handen geklemd. Blijkbaar had iemand iets grappigs naar hem gestuurd.
‘Was dat je vriendin?’ Ik had gelijk spijt van die opmerking. Ik wilde haar naar een plek verbannen waar ze niet bestond.
‘Je liet me schrikken Nadia.’ Ramon legde zijn telefoon weg. Hij keek helemaal niet geschrokken. Hij keek alsof hij wist dat ik zou komen.
‘Sorry.’
Ik zag hoe Ramon naar mijn benen keek en de rits aan de voorkant van mijn jurkje. Het voelde als iets waar ik geen onderdeel van uit maakte. Toen hees hij zichzelf op het aanrecht en heel even schaamde ik me dat ik achter hem aan was gelopen, maar toen klopte hij uitnodigend op het keukenblad. Ik durfde nauwelijks adem te halen toen ik naast hem ging zitten.
‘Je behabandje zit niet goed.’
‘O.’
Ramons hand ging naar mijn schouder. Met een geoefende beweging draaide hij het bandje om. Ik probeerde zo normaal mogelijk te kijken, alsof dit soort dingen me dagelijks overkwamen.
‘Wat studeer je eigenlijk?’
‘Ik zit nog op school.’
Ramon keek me peinzend aan.
‘Je lijkt ouder,’ zei hij tenslotte.
Heel even voelde ik me bijzonder, leek het alsof de jaren die tussen ons in lagen niet bestonden.
Maar toen greep Ramon weer naar zijn telefoon en was alle magie verdwenen. Hij glimlachte om iets wat hij las, typte iets in.
Ik probeerde me vast te klampen aan het idee dat ik Ramon al heel lang kende. Dat er dingen waren die ik over hem wist. De insecten die hij vroeger verzamelde in de tuin en waar hij tegen praatte, de Orka-poster die jarenlang in zijn kamer hing. Die keer dat hij de wc-deur bij ons thuis niet open kon krijgen en mijn vader het slot eruit moest schroeven.
‘Hoe was Spanje?’ vroeg ik.
Ramon legde zijn telefoon weer weg.
‘Geweldig,’ zei hij. ‘Je zou ook eens moeten gaan.’
Hij vertelde over de avonden waarop hij in zijn eentje over het strand had gelopen, de geweldige mensen die hij had ontmoet. Hij had zo ontzettend veel geleerd over zichzelf, over het leven. Bij elke zin die hij uitsprak zocht ik naar een ankerpunt, iets waarop ik kon aanhaken maar er zat niets bij wat ik ook al had meegemaakt.
‘Het is zo saai om weer terug te zijn,’ eindigde Ramon zijn verhaal en dat maakte dat ik me nog kleiner voelde.
Hij gaf me een paar klopjes op mijn been, alsof hij me wilde belonen voor het feit dat ik braaf naar zijn verhaal had zitten luisteren.
‘Wil je limonade?’ vroeg hij.
Ik knikte.
Ramon sprong van het aanrecht. Hij vulde een kan met siroop en water, gooide er een handvol ijsklontjes in. Ik moest denken aan de reclamefoto’s waarop mannen altijd bezig waren. Ze grilden vlees op een barbecue, sleepten met blokken hout. De vrouwen konden niets anders doen dan vol bewondering toekijken.
Ramon reikte me het glas aan en het maakte me verdrietig. Er waren andere meisjes aan wie hij dingen kon laten zien, die hij mee kon nemen naar het strand. Het enige wat wij deden was limonade drinken in een keuken waar de kopjes gesorteerd waren op kleur. Straks zou ik met mijn moeder naar huis rijden en zou alles weer hetzelfde zijn. Dan zou ik in bed gaan liggen en denken aan Ramon die mijn behabandje omdraaide, net zo lang tot de herinnering kleurloos was geworden.
Ik klemde mijn vingers stevig om het glas.
Ik wist dat het tegen de regels was wat ik ging doen, dat de context en de situatie er niet precies om vroegen. Dat zoiets meer was voor een dronken zomeravond waarop iemand een verkeerde grap had gemaakt. Het ging er vooral om dat ik zo ontzettend graag gezien wilde worden, dat ik wilde dat er een bewijs was dat Ramon en ik naast elkaar hadden gezeten, dat hij naar me gekeken had en klopjes op mijn been had gegeven. Dat hij me geschopt had onder de tafel en aan mijn behabandje had gezeten.
In plaats van dat ik het glas naar mijn lippen bracht, bewoog ik mijn arm naar achteren.
Ramon zag niet wat ik ging doen, hij leunde tegen het aanrecht aan en staarde afwezig naar buiten. Misschien dacht hij aan Spanje, misschien dacht hij aan zijn vriendin.
Ik zwaaide met mijn arm zoals ik geleerd had bij softbal en gooide de limonade over Ramon heen.
Het druppelde over zijn gezicht, vormde een plasje op de keukenvloer.
En wat me het meest verbaasde was Ramons blik, die helemaal niet boos of geamuseerd was, alleen maar verrast.
‘Nadia,’ zei hij.

Met dit verhaal won Emma Stomp, die instuurde onder het pseudoniem Sophie Jagershoek, de eerste prijs bij Write Now! Amsterdam. Lees wat de jury van haar verhaal vond in het juryrapport.

Deel deze pagina:

De oogst