Golven – Marieke Polderdijk

Er is een foto van mijn afzwemmen waarbij ik gehurkt op een zwembadrand zit. Mijn ogen betraand maar gefocust, mijn handpalmen stevig tegen elkaar geklemd, vingertoppen wijzend naar het water. Het behalen van mijn A-diploma kostte een eeuwigheid, omdat ik als de dood was voor het beruchte gat waar je doorheen moest duiken. Het ding met duiken is dat je je volledig moet overgeven aan het water, met je kin op je borst, recht naar beneden. Hoe hard ik ook spartelde onder het wateroppervlak, na een tijdje zag je mijn kont langzaam weer als een eilandje boven komen drijven. Mijn moeder heeft, in de voorbereiding voor het afzwemmen een keer plotseling mijn hand gepakt, terwijl ze naar de bodem van het zwembad sprong. Ze trok mij achter zich aan, om te laten zien dat het niet eng was daar op de bodem, dat ik het best kon. We zweefden er hand in hand in de blauwe stilte. Een paar weken later kreeg ik van mijn opa en oma oorbelletjes in de vorm van dolfijntjes, nadat ik door het gat gezwommen was.

Bang zijn is voor mij een emotie die twee verschillende richtingen op lijkt te gaan. Als we bang zijn willen we ons oprollen tot een bolletje, verdwijnen, vluchten in bomen. En tegelijkertijd kunnen angstgedachten in een hoofd zoveel ruimte innemen dat we eruit willen barsten, schreeuwen: dat er een teveel is aan iets wat naar buiten moet. We willen ons klein maken en oprollen, en groot maken en exploderen tegelijkertijd.

De geur van vers gemaaid gras die we vaak zo lekker vinden ruiken, is afkomstig van een stresshormoon dat wordt uitgescheiden door doodsbenauwd gras. Ook oesters en zalmen produceren stresshormonen wanneer ze in gevaar zijn. Bij een octopus verandert het kleurpatroon van zijn huid. Egels rollen zich op tot een stekelig bolletje.

Voor mij voelt angst heel talig, omdat angst bestaat uit gedachten, en gedachten bestaan uit taal die in mijn hoofd en lichaam omhoog komt en beweegt. Tegelijkertijd is het ontzettend moeilijk om woorden te geven aan hoe deze talige onzekerheid of stress voelt. Ook al is angst een emotionele ervaring die herkenbaar is voor anderen, hoe hij precies in je lijf voelt is voor jou uniek. Daarbij creëren woorden een afstand. Ze verwijzen altijd naar iets, waardoor een beschrijving van een gevoel altijd bij een ‘zoals’ blijft steken. Het maakt woorden te hard, te stroef, niet vloeibaar genoeg, ontoereikend. Het maakt dat schrijven en de juiste woorden vinden voor mij soms onmogelijk voelt, en dan vooral het beginnen daaraan.

In de roman Rachels Rokje van Charlotte Mutsaers las ik hoe de hoofdpersoon Rachel wordt overvallen door een coup de foudre: als een blikseminslag wordt ze getroffen door een hevige verliefdheid op haar leraar Douglas Distelvink. Bijna gefrustreerd beschrijft Mutsaers hoe onzinnig liefelijk en zacht die metafoor van fladderende vlinders in een buik voor haar voelt. Bij een beginnende verliefdheid lijkt je lichaam juist onder hoogspanning te staan en gieren de zenuwen. Naar mijn opa, een gepensioneerde docent Frans van wie ik bij mijn afzwemmen de dolfijnenoorbelletjes kreeg, stuurde ik in een brief dat ik de Fransen dankbaar was voor het vinden van het woord dat voor mijn gevoel leek te kloppen. ‘Chère Marieke’, schreef hij terug, ‘Frans is een taal van de passie en nuances. Coup de foudres zetten lawines en tsunami’s in beweging.’

Woorden zijn onmogelijk, maar ook krachtig en magisch. Dankzij taal kan ik me uitspreken, denken, een vloedgolf trotseren, een ruimte bouwen voor mezelf in de wereld en daar een bommetje in doen. Met taal kan ik verbinding maken en zeggen: ‘Hier ben ik, waar ben jij?’

In het Youtube-filmpje Pebble Toad Roll Over, Nature’s Greatest Dancers zie ik hoe een kiezelpad een tarantula tegenkomt tijdens zijn bergwandeling en na het zien van de eerste behaarde spinnenpoot, zich meteen vol vertrouwen in een vrije val van de berg laat vallen. Opgerold stuitert hij als een klein keitje over de grijze stenen naar beneden tot hij neerplenst in een poel water. Daar strekt hij langzaam zijn poten weer uit, vouwt zichzelf open, steekt zijn kop boven water en opent weer zijn ogen.

We rollen ons op, en rekken ons weer uit, ik geef me over aan het water, aan de taal. Aan de beperktheid van woorden of misschien aan dat het gebruik ervan een constante poging is, een spel, met alles wat daar aan gevoel bij komt kijken. Wat ik probeer te zeggen, nu en telkens als het spannend is: rol op en rek uit. Klim, loop, zit, kijk, speel, schreeuw, spring en schrijf.

 

Marieke Polderdijk (1994) werd geboren in een gehuchtje in het vlakke Zeeland en studeert nu Creative Writing aan ArtEZ in het heuvelige Arnhem. Marieke onderzoekt haar wereld door te schrijven, maar ook door te verdwalen, in bomen te klimmen en te filmen. Zo combineerde ze haar poëzie met yoga, raakte ze luisteraars ervan aan in een donkere tent en filmde ze zichzelf in bomen en op akkers. Marieke won met haar gedichten de voorronde van Write Now! Nijmegen 2018.

Deel deze pagina:

Columns