Rosalie – Willemijn Kranendonk
Elke maandag zeg ik tegen mezelf: ‘Vanaf vandaag ga ik elke dag schrijven.’ Ik wil een schrijver zijn, worden, en schrijvers schrijven elke dag. Ik neem me voor elke ochtend een half uur eerder op te staan om te beginnen aan het nieuwe verhaal, dat al weken ligt te wachten op een nieuwe alinea.
Ik denk aan hoe goed ik me zal voelen ná het schrijven, want dat is wat ik er het leukste aan vind: als je geschreven hebt en tevreden bent. Ik word dan overspoeld met een gevoel dat ik nergens anders van krijg. Een tinteling die voelt als suède in mijn aderen, die begint in mijn tenen en eindigt bij mijn vingertoppen. Dit is wat ik moet doen.
In Brussel zag ik een vrouw met een klein wit hondje in haar eentje op het terras van een grand café zitten. Ze had een roze hoed op haar witte krullende haar gezet, een colbertje aan in een andere tint roze, parelmoeren hakjes en een lange lila jurk. Ik wist: zij is het begin van een verhaal. Ze komt hier elke dag met haar hondje Pip, zo vroeg in de ochtend dat er nog niemand op het terras zit en kijkt hoe de stad langzaam ontwaakt. Eerst lopen er alleen een paar dronken mensen, schoonmakers, vuilophalers en werkenden die naar hun werk sjokken. Dan ontwaken langzaam de toeristen, de koopjesjagers, de zakenmannen die gaan brunchen met een klant.
Zij is het begin van een groots verhaal over oud worden, vrouw zijn, eenzaamheid, dieren, werkgevers en werknemers en het leven in een grote stad. Het begint allemaal bij één enkele observatie waar ik kriebels in mijn buik van krijg, want ik weet: nu kan ik weer een nieuwe wereld scheppen, nog beter dan de vorige, waarin ik mensen die ik zie een nieuw leven kan geven. Ik kan bepalen of ze gelukkig worden of niet, of ze dingen durven die ik zelf nooit zou doen, of ze iets leren waar ik enkel naar kan verlangen.
Elke maandag denk ik: vanaf nu ben ik een echte schrijver die elke dag gaat werken aan verhalen, nog beter gaat observeren, nog meer gaat lezen. En elke woensdag kom ik erachter dat ik vergeten ben mijn eigen regels na te leven en ben ik teleurgesteld. Ik denk: misschien moet ik ophouden met schrijven, want als ik niet eens elke dag iets kan creëren, wat stelt de schrijver in mij dan eigenlijk voor?
Ik geef de vrouw een naam, Rosalie, een zwoele naam voor een vrouw die ooit alles had. Haar kleine hondje noem ik Bertje. Ik laat haar in een oud huis wonen, waarvan ze de bovenverdieping niet meer gebruikt omdat de trap te stijl is. Haar bed staat nu in de woonkamer, met een zelfgebreid donkergroene sprei eroverheen, waar Bertje zich in rolt als Rosalie op de bank zit. Rosalie is altijd alleen gebleven, omdat haar jeugdliefde overleden is en ze nooit meer iemand is tegengekomen zoals hij.
In mijn nieuwe huis heb ik een werkkamer en ik denk dat ik dan elke dag kan schrijven, omdat ik een plek heb om me af te zonderen. Dan staan al mijn boeken bij elkaar en hoef ik nooit meer mijn krabbels, notitieblokken en collages op te ruimen als we gaan eten. Als ik een werkkamer heb, ben ik een echte schrijver.
Rosalie ontmoet op een ochtend iemand op het terras. Ze is net neergeploft als ze naast zich een onbekende man ziet slapen, hangend in een van de plastic stoelen. Het is een zwerver die daar is gaan zitten na een nacht in beweging blijven om niet af te koelen. Hij slaapt met zijn kin op zijn borst, wanneer Rosalie hem wakker maakt en vraagt of hij een kop koffie wil. Hij schrikt, kijkt verbaasd naar het kleine vrouwtje naast hem en zegt: ‘Natuurlijk, mevrouw. Dankjewel.’
Rosalie zegt: ‘Meneer, geen moeite.’
Willemijn Kranendonk (1994) studeert Creative Writing aan ArtEZ Arnhem en stond vorig jaar in de finale van Write Now! met het verhaal ‘Veiligheidsvest‘. Ze schrijft korte verhalen en poëzie en onderzoekt daarin wat het voor haar betekent om een vrouw te zijn. Haar werk werd eerder gepubliceerd in o.a. online literair magazine De Optimist en ze trad op bij de Nijmeegse Gedichtennacht. Momenteel doet ze de productie voor de literaire middagen van Mooie Woorden in Utrecht.