Een klein pleidooi voor dapperheid – Moya De Feyter

Van 2014 tot 2016 werkte ik aan een roman. Toen die af was, voelde ik me trots. Ik dacht dat ik iets bijzonders had gemaakt.  In die periode kreeg ik veel kansen: ik had hier en daar een prijs gewonnen, werd regelmatig voor optredens gevraagd, zat op schrijfresidentie, was al met drie redacteurs een koffie gaan drinken, kortom: het leek me voor de wind te gaan.

Ik stuurde mijn manuscript naar acht uitgeverijen. Niemand moest ervan weten. Te vreemd, te verwarrend, te veel personages, te weinig coherentie, te omslachtig, te afstandelijk.

Gevolg: mijn boek bestaat niet.

Uit verdriet heb ik me toen op de poëzie gestort. In 2017 schreef ik elke dag, uren aan een stuk, driftig, mateloos, zonder enige zelfcensuur en schaamteloos persoonlijk: over mijn mensen, over mijn teleurstellingen, mijn dromen, mijn herinneringen, mijn pijn, mijn plezier. Ik heb mezelf het afgelopen jaar doorploegd. Misschien ging het hier om een noodzakelijke fase in mijn schrijverschap die ik in alle overmoed had overgeslagen, omdat ik zo nodig een Grote Belangrijke Roman moest schrijven en er als de dood voor was om van navelstaarderij verdacht te worden.

Het leven kan soms gek lopen. In april verschijnt mijn dichtbundel, met al die ongebreidelde, uitgekotste versregels, waarin ik met een vergrootglas naar mijn navel staar, die navel vervolgens losknoop en opentrek, om alle pezen en ingewanden daaronder in fel licht te bekijken, betasten en beschrijven tot ze niets meer te verbergen hebben.

Ik weet niet of mensen zoiets willen lezen. Ik weet niet of wat ik nu gemaakt heb het lezen waard is. Ik weet niet of die bundel beter is dan dat boek waar ik wel heel hard over nagedacht heb, waar ik een plan mee had, waarvan ik dacht dat het ergens iets aan toevoegde. Ik ben soms bang dat ik spijt ga hebben, dat ik me ga schamen voor wat ik nu de wereld instuur. Het is uit ijdelheid dat ik toch doorzet: ik wil graag gelezen worden. Ik ben intussen klaar om gelezen te worden.

Niettemin heeft het iets surreëels om als oud-finalist een column voor Write Now te schrijven. Deze wedstrijd heeft me in hoofdzaak gepieker bezorgd. Ik denk dat ik zes keer heb deelgenomen. Elke keer vond ik het waanzinnig belangrijk, zo belangrijk dat het mijn hoofd en zelfs mijn schrijven overnam. Ik stond twee keer in de finale, maar steeds met de hakken over de sloot, met een wildcard, en ik won nooit. Ik ben blij dat ik intussen te oud ben om deel te nemen en dat ik intussen kan zien dat het ook maar een wedstrijd is. Had iemand dat maar vaker tegen mij gezegd.

Wat ik wil zeggen aan iedereen die aan het timmeren is aan een gelijkaardig pad: wees dapper. Je zult de meeste wedstrijden niet winnen. Je zult harde commentaren krijgen. Je zult je onbegrepen voelen. Je zult tegen de grond gaan. Je kan alleen je eigen blik vertrouwen. Luister dus niet te veel naar advies, houd je niet te veel aan de regels, focus niet te hard op de publiceerbaarheid van je werk en laat je niet van je stuk brengen door redacteurs en juryleden. Het zal je toch niet lukken om iedereen van je te doen houden. Als we als beginnende schrijvers al geen risico’s durven te nemen en met z’n allen zo publiceerbaar mogelijke romans schrijven, wetende dat uitgevers nauwelijks voor boeken durven te kiezen waarvan het verkoopssucces onzeker is, dan dreigt ons literair landschap een druilerig eiland te worden waar literatuur niets anders doet dan zichzelf bevestigen.

Laten we bijzondere, verwarrende, grensoverschrijdende boeken maken. Laten we niet bang zijn voor chaos en gespletenheid. Hoe kan je nu iets waardevols over mensen zeggen dat in een geijkte vorm past? Mensen beantwoorden niet aan plotregels. Het leven is grillig, onvoorspelbaar en bij momenten volslagen ongeloofwaardig.  Ik begrijp steeds minder goed waarom iets dat in hoofdstuk tien gebeurt in hoofdstuk één aangekondigd moet worden, waarom meerdere thema’s vervlechten een slecht idee is, waarom het arrogant is om poëzie met essay te vermengen, waarom tonen literair meer verantwoord is dan vertellen – soms heb je nu eenmaal iets te vertellen. En soms voel je met een niet te verklaren zekerheid dat dat met drie ondergeschikte bijzinnen, tien passieve constructies en zevenendertig adjectieven moet.

Wel, alsjeblieft, doe dat dan.

Maar ga tot het uiterste. Boor een gat in je borst en schrijf tot er niets meer te zeggen valt.

 Moya De Feyter (1993) behaalde een master in de Theaterwetenschappen en is lerares Woord. Ze schrijft proza, poëzie en theaterteksten. Moya won met haar zestal gedichten de derde prijs bij de voorronde van Write Now! Leuven 2012 én 2017, beide keren bemachtigde ze een wildcard. Haar debuutbundel Tot iemand eindelijk verschijnt in april 2018 bij Uitgeverij Vrijdag.

Deel deze pagina:

Columns