De nachtkast – Annemie Hautekeete

Al van vóór ik kan lezen schrijf ik en al van vóór ik kan praten verzwijg ik het.

Mijn ouders keken dan ook verbaasd toen ik heel vastberaden vertelde dat ik ging meedoen aan een schrijfwedstrijd. Toen ze vroegen of ik dan af en toe iets schreef en of ik al wist wat zou opsturen, antwoordde ik heel nonchalant dat ik ‘nog wel iets had liggen in mijn nachtkastje’. Ze wisten niet waar ze het hadden, mijn arme oudjes. Weer een puberale uitspatting, moeten ze waarschijnlijk gedacht hebben.

Maar dit was meer dan puberaal. Ik wist heel goed wat ik wou en waarover mijn verhaal zou gaan.  Er was iets wat ik al lang doorhad, doorprikt, ontworteld, begrepen. Er was een verhaal dat ik moest vertellen en ik besloot het te redden uit het stof en de oneindige diepten van mijn nachtkastje.

Hoewel die bewuste nachtkast waarschijnlijk meer pagina’s bevatte dan het volledige oeuvre van Dostojevski, had ik nog nooit één enkel samenhangend verhaal geschreven. Dagboeken, dat wel. Kilo’s aan dagboeken, onverstuurde brieven en iets wat op poëzie zou moeten lijken. Het verhaal dat ik moest en zou vertellen, was één van die onverstuurde, koortsig neergekrabbelde brieven.

Er was dus een probleem: een brief is helemaal geen proza en ook geen poëzie, geen toneeltekst, geen essay, geen column.  En dan was er nog die eindeloze website en alle juryrapporten en alle schrijftips die het internet mij langs alle kanten onder de neus begon te schuiven. Sterke personages, perspectieven, relaties, grote levensthema’s, HELP.

Ik had niet meer dan een simpel waargebeurd verhaal, een braaf chronologische monoloog van een gefrustreerde en vastdraaiende ‘ik’, gericht aan een bestaande ‘jij’, die van halfgod naar mier werd getransformeerd in minder dan twee pagina’s brief.

Moest ik dan personages toevoegen? Chronologie veranderen? Moest er een plot?

Luister eens: neen.

En ik deed het ook niet.

Schrijftips, juryrapporten, literaire tijdschriften en websites mogen er zijn en moeten doorploeterd worden, maar aan iedereen die dit leest: geen paniek, laat je niet op stang jagen. Luister ernaar, steek er iets uit op, proef en probeer er op los, maar verlies jezelf niet.

Blijf vooral gewoon doen wat je zelf graag wil, waar je zelf achter staat, dan komt die tekst vanzelf wel op zijn pootjes terecht.

Daarnaast is de állerbeste schrijfopleiding nog steeds lezen. Lezen, lezen, lezen. Boeken zijn en blijven de beste leraars (en niet alleen op vlak van schrijven).

Om terug terzake te komen: het werd dus een brief. Ik kneedde de koortsige krabbels tot een beter deeg, een mooi, vast deeg, waarin ik alles stak dat ik kende en wist en begreep. Niks grote levensthema’s, gewoon een klein levensthema, maar wel een echt. Het kleine levensthema van de halfgod en de mier, de blaaskaak en mezelf, de blaaskaakin.

Een maand later zat ik op het podium, tweehonderdvijftig euro aan zelf te kiezen boeken en een druipend boeket op mijn schoot. Mijn handen waren kleverig en de lampen deden pijn aan mijn ogen.

Kon ik dan echt schrijven?

De eerste keer dat ik mijn nachtkast open en een deel van haar eeuwenoud en levenslang verdriet de wijde wereld instuur, geeft een hele heuse jury mij de eerste plaats.

Kan ik dan echt schrijven?

En ik, knaap nog (knapin liever, maar dat bestaat niet en ik wou hier zo graag Remco Campert in verstoppen), mocht naar het grote Rotterdam met allemaal heel volwassen mensen, die zich voorstelden met grote wapenfeiten als dichtbundels, contracten, schrijfopleidingen, literaire magazines en voordrachten.

En ik, knaap nog, moest mezelf steeds opnieuw voorstellen met mijn miezerige zeventien, het vijfde middelbaar Grieks-Latijn en neen, nog nooit eerder iets geschreven buiten de nachtkast.

En weeral waren er de tips, wat je best niet, wat je wel, wat je moet, wat je mag. En de uitgeverijen en de literaire voordrachten en de cursussen en ergens daartussenin heerlijk eten en het heerlijke Rotterdam. Mijn zintuigen hebben geen enkele seconde rust gekend tijdens die twee dagen, maar dat het de moeite waard was, kunnen we geloof ik alle vijftien in koor bevestigen.

Ik zag er ook veel mensen die het feit dat ik graag schrijf en lees serieus namen, wat bijzonder was, want zo kende ik er tot dan toe niet veel. ‘s Ochtends bij de koffie en ‘s avonds bij de wijn, kletsten we over échte literatuur, allemaal heel indrukwekkend voor een kneus als ik. Ik zag er toen even ‘helemaal geen zeventien’ uit, ik werd serieus genomen, ik was schrijfster zoals zij allemaal schrijvers en schrijfsters waren, of toch zeiden dat te zijn.

Als er iets is dat ik geleerd heb, vanaf het inzenden van mijn brief tot het weekend in Rotterdam -naast het feit dat ze in Nederland ‘vloeitje’ zeggen tegen het papiertje om je sigaret mee te rollen- dan is het wel dat ik me helemaal  n i e t s moet aantrekken van al die grote woorden, dat ik moet en mag schrijven wat ik wil en enkel en alleen áls ik het wil, als ik het gelezen en geschreven wil.

En ook: dat ik nog helemaal geen behoefte heb aan uitgeven of grote wapenfeiten. Dat ik nog maar even doorga met dagboeken opstapelen in die lekkere nachtkast van mij.

En toch ook: dat ik nog wel vaker die nachtkast open mag trekken en mijn eigen spinsels het daglicht mag laten zien, want dat het tot verrassende avonturen kan leiden is bij deze wel bewezen.

De schrijfster in mij is al lang wakker en gaat nog lang niet slapen, daar hoef ik mij geen zorgen om te maken.

En vooral ook:
Aan alle mensen met een nachtkast;
(en dit is op vlak van schrijven, maar o zo graag ook op alle andere vlakken)
als er iets is dat bonkt en duwt en de lade laat kraken, als er iets is dat geschreven moet, maar dan écht en alleen geschreven moet, neem dan de sprong. Trek je niets aan van alle beterweters met hun salto’s en neusknijpers en thermische pakken, spring en doe je ding. Durf als het nodig is, en treur niet als je verliest.
Een springer op zich is al een winnaar.

Annemie Hautekeete (2000) volgt Grieks-Latijn op school in Gent Sint-Pieters, waar ze eveneens gitaar speelt in de schoolband en minister van cultuur is in de leerlingenraad. Ze zou graag taal-en letterkunde gaan studeren. Naast school volg ze gitaarles, toneel en repertoirestudie (verhaalanalyse) en trekt ze zich in haar vrije tijd graag terug op haar kamer met een goed boek, een beetje jazz, haar eigen romantische tiener-melancholie en het mooie uitzicht. Annemie won met haar verhaal ‘Blaaskakin‘ de eerste prijs bij tijdens Write Now! Gent in 2017.

Deel deze pagina:

Columns